hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact


1  Wat de toekomst brengen moge...

Naar Californië

Desert Hot Springs ligt ten oosten van Los Angeles langs de Interstate nr.10 halverwege Phoenix, Arizona aan de rand van de Mojave Woestijn. Het is geen wonder dat veel mensen in zuid Californië en in het bijzonder uit de omgeving van Annaheim, Fullerton en Riverside na hun pensionering hier een huis bouwen

en genieten van het heerlijke klimaat. Driehonderdzestig dagen zonneschijn per jaar is hier vrij normaal. Door de 'import' van al deze gepensioneerden is Desert Hot Springs de laatste jaren enorm uitgebreid met vele 'country clubs’. Dit zijn besloten wijken, meestal ommuurd met een of twee bewaakte ingangen. Er staan alleen houten huizen, dat is verplicht in verband met de aardbevingen die daar nogal eens voorkomen. Houten gebouwen blijven staan waar uit steen opgetrokken exemplaren ineenstorten. Dat de huizen niet van steen zijn is aan de buitenkant niet te zien want ze zijn zonder enige uitzondering allemaal voorzien van een witte pleisterlaag.

De dichtstbijzijnde stad heet Palm Springs en het is niet moeilijk te raden waaraan deze stad zijn naam te danken heeft. Ook de nieuwe buitenwijken van Desert Hot Springs staan vol met palmbomen; in elke tuin staan er minstens een paar. Hun lange bladertakken wuiven altijd zachtjes in de wind die, dag en nacht, zonder onderbreking de warme woestijnlucht naar het westen blaast.

Ik werd wakker van een ongewoon geluid buiten bij het raam. Het duurde enkele minuten voor het tot me doordrong waardoor ik was gewekt en waar ik me bevond. Ik lag naast mijn vrouw in bed in het huis van onze goede vrienden Bill en Truus Fikse in Desert Hot Springs. Zij Waren in 1948 naar de Verenigde Staten geëmigreerd en zo’n twintig jaar later waren ze voor enkele jaren naar Nederland teruggekomen om het werk van Campus Crusade for Christ (tegenwoordig: Agapé) te helpen opbouwen. In die tijd hadden we hen voor het eerst ontmoet. Ook later, nadat ze weer teruggekeerd waren naar de Verenigde Staten, zagen we hen nog vrij regelmatig; als ze naar Nederland kwamen ontmoetten we hen altijd wel ergens. En nu waren wij in hun huis en was ik wakker geworden door zo’n dicht bij het huis staande palmboom, waarvan de op de wind wiegende takken een schrapend geluid maakten tegen de muur van het huis. Ik keek op de wekker en zag dat het half negen `was; ik had bijna zeven uur geslapen De vorige nacht was het een uur of twee -of half drie- geweest voor we naar bed waren gegaan. Ik rekte me heel voorzichtig uit; ik wilde Fija die naast me lag en, te horen aan haar ademhaling nog diep in dromenland was, niet onnodig wakker maken. lk bleef nog heel even liggen en dacht aan de vorige dag en de lange reis die we samen hadden gemaakt. Vorige week had ik niet kunnen denken dat we nu hier, in dit huis aan de rand van de woestijn op bed zouden liggen. We waren die vorige avond in Los Angeles geland en daar had Bill ons van het vliegveld opgehaald en meegenomen naar zijn huis in een van die nieuwe buitenwijken van Desert Hot Springs. We waren bij onze aankomst, de afgelopen nacht, vreselijk moe van de lange reis en totaal rijp voor het bed.

“Onze toiletspullen heb ik hier en de koffers halen we morgen wel uit de auto", had Fija gezegd. We hadden nog heel even bij een glaasje jus d' orange in de keuken zitten praten waarna we snel naar bed waren gegaan. Al vrij snel had ik aan Fija’s ademhaling gehoord dat ze sliep en zelf was ik ook tamelijk gauw ’vertrokken’. Niet te geloven, we hadden de zaterdag ervoor besloten deze reis te gaan maken en waren maandagmorgen -ach ja, dat was gisteren- vroeg vertrokken. Vrienden hadden ons naar Schiphol gebracht en vandaar waren we met United Airlines naar Dulles Airport bij Washington D.C. gevlogen waar we vier uur op de ’aansluitende’ vlucht naar Los Angeles hadden moeten wachten. Daar waren we 's avonds om acht uur geland; in Nederland was het toen al dinsdagochtend vijf uur. Daar kwamen dan nog  die vier uur met de auto naar Bill's huis bij en toen we in bed tuimelden was het ongeveer vierentwintig uur nadat we ons huis in Eindhoven hadden verlaten. Geen wonder dat we moe waren. Heel zachtjes gleed ik uit bed, pakte mijn toilettas die op een stoel lag en verliet de kamer zo stilletjes mogelijk, omdat ik mijn vrouw nog niet wilde storen in haar slaap. Voorzichtig deed ik de deur van onze slaapkamer open en stapte geruisloos de gang op, waarna ik net zo zachtjes de deur weer achter me sloot als ik hem had open gedaan. Even behoedzaam ging ik de badkamer in waar ik een uitgebreid bad nam en me schoor. Daarna kleedde ik me aan en ging weer terug naar ons slaapvertrek.  Fija was altijd een lichte slaapster en werd normaal gesproken bij het minste geluid meteen wakker. Maar die nacht was ze zo uitgeput geweest van de lange reis dat ze niets had gemerkt van mijn vertrek, en ook van mijn binnenkomst merkte ze niets.

Zachtjes legde ik mijn hand op haar hoofd. "Darling heb je al zin om op te staan?" Het leek erop dat ze niets hoorde en gewoon door bleef slapen. Ik bleef even stil naar haar staan kijken waarna ik mijn vraag zachtjes herhaalde. lk vond het vervelend om haar wakker te maken, maar aan de andere kant moest ze toch ook weer aan het nieuwe ritme van de tijd gewend raken. En wat kun je dan beter doen dan op tijd te ontbijten? Nou ja, op tijd.. Toch nog onverwacht opende ze haar ogen en terwijl ze het laken van zich af gooide zei ze: "Hallo, schat, jij bent al klaar zie ik, dan zal ik nu maar gauw in bad gaan.”

“Moet ik je ergens mee helpen?”

”Nee, ik red me wel, ga jij maar kijken of Bill en Truus al wakker zijn."

”Twijfel er maar niet aan of die al lang op zijn.”

Terwijl Zij naar de badkamer verdween, liep ik verder het huis in en vond onze gastheer en -vrouw, die in de woonkamer wat zaten te lezen.

"Zo, uitgeslapen?”, vroeg Bill.

lk liet me op de bank ploffen en voelde dat, hoewel ik goed had geslapen, er nog wel een paar dagen overheen zouden gaan voor ik Weer helemaal uitgerust zou zijn.

”Ik voel me tweeënvijftig en dat komt redelijk overeen met mijn leeftijd alleen heb ik het gevoel dat de slijtplekken gisteren wat groter zijn geworden. Het liefst zou ik nog vierentwintig uur in bed gebleven zijn, maar ja je moet toch Weer aan het ritme wennen dus wat mij betreft kunnen we wel gaan eten. Fija is in de

badkamer en die heeft nog even tijd nodig want ze is tamelijk moe en ze is heel erg zwak. Hoewel ze erg opgewekt was toen ze wakker werd heeft ze vanmorgen wel een heel erg wit gezichtje.”

"We wachten toch zeker tot Fija er ook is", zei Truus terwijl ze naar de open keuken liep om daar alvast het een en ander klaar te zetten voor het ontbijt. Terwijl ze daar in de keuken mee bezig was praatten we over de plannen voor deze dag. Dan heeft zo’n open keuken 'coch wel wat voordelen. Na een kleine twintig minuten hoorden we Fija aan komen lopen. Ze kwam de woonkamer, of eigenlijk beter gezegd, de zithoek binnen en ach, Wat Zag ze er toch broos en teer uit. Het viel me weer op hoe mager ze was geworden de laatste tijd. Nadat ze heel voorzichtig was gaan zitten zei ze: ”Als jullie willen ontbijten, gaan jul-

lie je gang maar, ik hoef alleen maar een beetje vruchtensap want ik heb helemaal geen trek. Ik moet niet aan eten denken!"

”Lieverd je moet iets eten, dat zal je ook helpen om aan de tijdsverandering te wennen. Kom, dan zal ik je weer overeind helpen”

”Nee, nee, laat me hier maar zitten, ik ben zo moe! lk dacht dat het wel meeviel toen ik een half uurtje geleden opstond, maar van het baden ben ik alweer zo moe geworden dat ik liever hier wil blijven.”

”O.K. lieverd, wij gaan ontbijten, Als jij hier wilt blijven zitten is dat prima, dan breng ik je wel wat vruchtensap."

We gingen met ons drieën in de keuken aan tafel terwijl Fija in de zithoek bleef zitten. Net over de rand van de bar kon ik haar zien zitten. Terwijl Bill dankte voor het eten keek ik naar haar. Ik voelde zo’n pijn van binnen toen ik haar zo zag zitten. Was dat mijn Fija? Ia, ze was het echt, maar ze was zo veranderd. De vlugge, sterke Fija die ik kende was veranderd in een broos, teer poppetje. Ze Zag dat ik naar haar keek en nadat Bill 'Amen' had gezegd kwam ze toch nog naar de keuken gelopen.

"Ik kom toch maar bij jullie Zitten, alleen is ook maar alleen."

Truus schonk een glas sinaasappelsap voor haar in dat ze met kleine slokjes begon op te drinken. Normaal eet ik zelf 's morgens maar een sneetje brood als ontbijt maar nu at ik, geheel tegen mijn gewoonte in, wel drie boterhammen met marmelade nadat ik eerst mijn portie 'bacon and eggs' naar binnen had gewerkt, Op een of andere manier inspireerde dat Fija ook nog iets want ze at tegen alle verwachting in toch nog een hele boterham op. Aan het einde van de maaltijd las Bill een klein gedeelte uit de Bijbel waarna we opstonden en Fija en ik door de serre deuren de tuin in liepen.

Neuriën

Ze was verbaasd om daar zomaar tussen de grapefruit- en de sinaasappelbomen te lopen. Hand in hand gingen we tussen  de bomen door. We snoven de heerlijk zoete geur van de citrusvruchten op en we voelden de warmte als een behaaglijke deken om ons heen. De Woestijnwind had een opmerkelijke,

kruidige geur; zo heel anders dan we thuis gewend waren.

Fija liet me los en liep naar een sinaasappelboom en zocht een mooie oranje navel uit, die ze plukte en afpelde. We deelden hem samen. Ze keek zo kinderlijk gelukkig naar me op toen ze een stukje in mijn mond stopte en zei: "Het is zo heerlijk om hier met jou te zijn, maar ik wilde dat We hier om een andere

reden waren.”

Het bleef even stil tussen ons, alleen hoorden we de  palmtakken ruisen in de wind. ”Toch is het zo fijn om samen hier met jou te zijn", herhaalde ze.

Terwijl ze dit zei keek ik naar haar en ik zag dat bij die woorden haar gezicht verdonkerde en er in haar gewoonlijk zo stralende ogen plotseling een diep ernstige en o zo verdrietige blik kwam. Ik sloeg mijn arm om haar heen en drukte haar voorzichtig heel dicht tegen me aan. Ze legde haar gezicht tegen mijn borst en sloeg haar armen om mijn middel. Ik vond dat wel goed zo, want daardoor zag ze niet dat er tranen over mijn wangen rolden. Ik streelde haar door haar mooie lange haren, die hier en daar al wat grijs begonnen te worden. Daarop tilde ze haar hoofd op en keek me recht in mijn ogen en zag toch nog mijn tranen. Ze veegde ze met de palm van haar hand weg en fluisterde: ”]ij bent mijn fijnste plekje en ik wil altijd bij je blijven.”

"lk ook bij jou, mijn liefste en ik zal alles doen Wat in mijn vermogen ligt om samen te blijven.”

Die laatste woorden kon ik er ternauwernood verstaanbaar uit krijgen. Het leek wel of mijn keel in brand stond en mijn tong me niet wilde gehoorzamen. ]a, ik zei wel dat ik alles wat in mijn vermogen lag zou doen om samen te blijven, maar als het er op aan kwam: wat zou ik dan kunnen doen? Ze legde haar rechterhand achter mijn hoofd en trok me zo een beetje voorover. Terwijl ze op haar tenen ging staan kuste ze me hartstochtelijk en drukte zichzelf zo dicht mogelijk tegen me aan. De kus duurde zo lang dat we beiden in ademnood raakten. Lachend en nog even na hijgend duwde ze zichzelf van mi] af; alle donkerte was van haar gezicht geweken en ze keek Weer blij en stralend als altijd. Dit was mijn Fija, uiteindelijk altijd weer gelukkig en tevreden als we maar bij elkaar waren. Wat een geweldige vrouw had de Heer mij, nu alweer zo’n dertig jaar geleden, gegeven.

"Ik wil weer naar binnen en daar even gaan zitten of liggen want  ik ben zo moe na die vreselijk lange dag van gisteren; misschien kan ik nog even op bed gaan liggen; dat zullen Bill en Truus toch niet gek vinden he?"

Ze pakte mijn hand vast en trok me mee terug naar het huis. Zwijgend liepen we naast elkaar. Een paar keer keek ik op haar neer en kneep in haar hand. Dan keek ze naar me op en knipoogde naar me. Ik dacht ook aan wat ze had gezegd: “Ik wil altijd bij je blijven”, die woorden bleven in mijn gedachten hangen. Bij het huis aangekomen drong het tot me door dat ze de stilte tussen ons had verbroken en dat ze zachtjes iets liep te neuriën. Maar pas nadat we door de serredeuren naar binnen waren gegaan en zij was doorgelopen naar de logeerkamer drong het tot me door wat het was dat ze zo heel zachtjes voor zichzelf heen had lopen zingen: "Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des HEREN hand.”