hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

VII JHWH – ROPHE’

Drie Namen worden geopenbaard gedurende de woestijn­reis van het volk Israël nadat zij door JAHWEH uit Egypte waren verlost. Deze drie Na­men horen duidelijk bij elkaar en zijn in hun geestelijke betekenis met elkaar verbonden. En de volgorde waarin ze in de Bijbel verschijnen is kenmerkend voor het geloofsleven.

1-  JHWH Rophe  'de HERE de Heelmeester'

2- JHWH Nissi  'de HERE mijn Banier'

3- JHWH Mqaddesh  'de HERE die u heiligt'

Als 'Hee­lmeester' geneest Hij van de zonden. Vervolgens gaat Hij ons als ‘de Banier’ voor in de geestelijke strijd. Tenslotte is het ook de HERE Die ons leidt op de weg der 'heiligmaking' in dit aardse leven.

De ervaringen van het volk Israël in de woestijn bevatten voor ons belang­rijke geestelijke lessen:

En deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben zoals ook zij er begeerte in hadden (...) deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschu­wing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen. 1 Kor. 10:6,11

Waarin Israël struikelde kunnen wij ook struikelen; zoals zij werden uitgeholpen zo kunnen wij ook worden uitgeholpen. Het is daarom verstandig de woestijnreis van Israël te bestuderen.

Door de Schelfzee.

In de nacht dat de verderfengel rondging door Egypte, en de eerstgeborenen van Egypte sloeg, werd Gods 'eerstgeborene', Israël door de machtige hand van de HERE uitgeleid. Op weg door de woestijn kwam men vrijwel meteen al voor een onoverkomelijke hindernis te staan: de Schelfzee. De Egyptenaren, die spijt hadden gekregen dat ze de Israëlieten hadden laten gaan, zaten hen op de hielen. Links en rechts de woestijn, voor hen de Schelfzee en achter hen het oprukkende leger van de Egyptenaren. Menselijkerwijs was er geen ontkomen mogelijk. Maar de HERE had Zijn volk niet uitge­leid om hen te laten omkomen in deze woestijn!  Mozes kreeg de opdracht om zijn staf over de zee uit te strekken. Hierdoor spleten de wateren van de zee zich en kon Israël over een droog pad naar de overkant ontkomen.

Een jongeman die pas tot geloof was gekomen zat in zijn Bijbel te lezen. Terwijl Hij las riep hij steeds: ‘een wonder! Een wonder!’ Een theoloog die voorbij kwam hoorde hem dat roepen en hij ging naar hem toe. Op zijn vraag waarom hij zo opgewonden was zei de jongeman: God kliefde de Schelfzee zodat een heel volk er zomaar doorheen kon lopen.’ De theoloog, die duidelijk van de moderne snit was zei: ‘ Jongeman dat is helemaal geen wonder, dat gebeurde daar regelmatig als er een sterke wind over de zee woei. Die zee was ook niet zo diep hoor, alleen maar een paar decimeter.’ De jonge gelovige was duidelijk teleurgesteld. Terwijl de theoloog verder liep, las de jongen ook verder in zijn Bijbel. Plotseling riep hij weer: ‘Een wonder! Een wonder!’ De theoloog die het hoorde draaide zich om en vroeg korzelig: ‘Wat is er nu weer een wonder?’ Het antwoord was:’ Het hele Egyptische leger verdronk met paarden en al een paar decimeter water.

Dit is maar een grap, maar toch wordt deze theorie als serieuze waarheid verkondigd! Als dit waar zou zijn, dan vraag ik me af waar de Israëlieten zo bang voor waren... Wanneer mensen de wonderen van de HERE gaan verklaren komen ze op de gekste gedachten! Mozes ging met zijn volk wel degelijk tussen de hoge watermuren door naar de overkant. Hij was onder de indruk van Gods verlos­sing. Hij zingt daarom:

Ik wil de HERE zingen want Hij is hoog verheven! Het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee. De HERE is mijn kracht en mijn psalm, Hij is mij tot een heil geweest; Hij is mijn God, Hem verheerlijk ik, de God mijns vaders, Hem prijs ik. De HERE is een krijgsheld, HERE is Zijn Naam. Ex. 15:1-3

Nadat het volk de bevrijding had gevierd en de HERE lof had gezongen, trokken ze verder de woestijn in. De weg die de HERE kiest is niet altijd de ge­makkelijkste. Na de verlossing kwam de woestijn. Drie dagen tussen de door de hitte van de zon verzengde rotsen Drie dagen alleen maar de moordende hitte. Drie dagen in een totaal onherbergzaam land. Ach, de eerste dag na de wonderlijke verlossing zal het allemaal nog wel meegevallen zijn. De tweede dag werd, net als de voorraad water, de herinnering aan de glorieuze overwinning al wat minder. De derde dag is (met het water) ook de herinnering verdwenen.

Moeten wij tot onze schaamte niet erkennen dat ons geestelijk leven ook dergelijke trekken kan vertonen? Onder de zegeningen die God ons geeft is het niet zo'n kunst om een blije Christen te zijn. Maar ook ónze herinnering aan de grote daden van God is vaak gekoppeld aan de mate van voorspoed of geluk die de HERE ons in Zijn genade schenkt. Door het volk Israël mogen we hier een kostbare les leren.

We zien in gedachten het volk door de woestijn lopen. Moe en uitgeput, alle frisheid en fitheid van drie dagen geleden is verdwenen. Plotseling klinkt vooraan de kreet: 'Water!'

De mensen beginnen in de richting van het water te rennen. Daar aangekomen beginnen ze te drinken. Maar nauwelijks hebben ze een slok genomen of ze spuwen het weer uit: 'Bitter!' Op dat moment zijn de Israëlieten helemaal vergeten wat de HERE alle­maal met water doen kan: Hij had in Egypte laten zien dat Hij er bloed van kon maken en het weer terug kon veranderen in water. Ze hadden gezien hoe Hij er een muur van kon bouwen en er een pad in kon maken. De gedachte kwam niet in hen op dat Hij van bitter wa­ter ook gemakkelijk zoet water kon maken. Maar de HERE wist wat Hij deed. Hij wist dat het volk dorst had en Hij wist ook dat het water bitter was en ongeschikt om te drinken. Hij wilde hen be­proeven en hun laten zien wie Hij werkelijk voor hen wilde zijn. Hij had Zijn plan al lang klaar.

Mara.

En zij kwamen te Mara; maar zij konden het water van Mara niet drinken, omdat het bitter was; daarom noemde men die plaats Mara. Toen morde het volk tegen Mozes, en zei: wat moeten wij drinken? En hij riep luide tot de HERE en de HERE wees hem een stuk hout, hij wierp het in het water; toen werd het water zoet. Ex. 15:23-25

Toen het volk ging mopperen tegen Mozes zondigden zij tegen de HERE. Op dat moment wees de HERE aan Mozes een stuk hout aan. Mozes vond niet zomaar bij toeval een stuk hout in de woestijn, maar de HERE wees het aan! Dáár in die dorre, vreselijke, woestijn lag -misschien al jaren- een stuk hout met een precieze bestemming. Dat hout, wellicht aangevoerd door de wind of op die plek door een bedoeïen verloren, had een door God gegeven bestemming. Hout is een schaars artikel in de woestijn en toch lag het klaar voor de be­stemming die God eraan had gegeven. De HERE zelf had over dit stuk hout gewaakt zodat niemand het mee zou nemen, en nu wees Hij het aan. Dát stuk, en niets anders, moest hij in het water gooien. Misschien had het volk wel veel mooiere stukken hout bij zich dan die onooglijke plank of tak, uitgedroogd door de hitte van de woestijn. Maar wanneer de HERE iets aanwijst, kan en mag men niets anders nemen om het aangewe­zene te vervangen.

In de Bijbel wordt 'hout' vaker in verband gebracht met redding  en hulp.

Eens zeiden de profeten tot Elisa: Zie nu de plaats, hier voor u, waar wij wonen, is voor ons te bekrompen. Laten wij toch naar de Jordaan gaan, en ieder een balk daar vandaan halen, en laten wij er voor ons een verblijfplaats inrichten om er te wonen. En hij zeide: Gaat! (….)Als zij bij de Jordaan gekomen waren velden zij bomen. En terwijl één van hen een stam velde, viel het ijzer in het water; en hij slaakte een kreet en riep: Ach, mijn heer het was geleend! Maar de man Gods zeide: Waar is het gevallen? En toen hij hem de plaats gewezen had, sneed hij een stuk hout af, wierp het daarheen, en deed het ijzer boven drijven. 2 Kon. 6:1-2, 4-6

Ook bij de offers werd hout gebruikt. De dierlijke offers werden allemaal op hout verbrand. Al dat hout wees heen naar het ‘hout’ op Golgotha.

Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam heeft gedragen op het hout; opdat wij voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven...1 Petr. 2:24

Niet alleen daar bij Mara, maar ook twee duizend jaar geleden heeft God een hout aangewezen. Het kruishout van Golgotha is door God Zelf aangewezen als de plaats waar de mens vergeving van zonden kan ontvangen. Mozes had best een ander, misschien veel mooier, stuk hout in het water kunnen gooien, maar dan zou het water bitter zijn gebleven. Alleen het aangewezen hout kon het bittere water van Mara zoet maken.

Velen in onze tijd willen niets weten van het aangewezen hout op Golgotha. Zij menen met hun 'eigen hout' verlossing te kunnen bereiken. Dat is het 'hout van de zelfverlossing'. Maar dat brengt helemaal geen werkelijke verlossing en bevrijding van zonden! Er is maar één hout, het aangewezen hout, dat de bitterheid van de zonde kan wegnemen, en het zoet van de verlossing ervoor in de plaats kan geven. Door het aangewezen hout toont God dat Hij JHWH Rophe, de HERE de Heelmeester, is.

De diagnose

De geestelijke situa­tie van de mens wordt treffend beschreven door Jesaja: Het gehele hoofd is krank, en het ganse hart is mat. Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels; wonden en striemen en etterbuilen, niet uitgedrukt, noch verbonden, en geen ervan is met olie verzacht. Jes. 1:5

Dit doet ons denken aan melaatsheid. Deze ziekte is in de Bijbel een illustra­tie van de zonde. In de tijd van de Bijbel was het een ongeneeslijke ziekte. Wie deze ziekte kreeg werd uitgestoten uit de samenleving. Wanneer zij gezonde mensen naderden moesten ze roepen: Onrein, onrein! De zondaar is onrein voor God, en Bijbels gesproken is zonde even ongeneeslijk als toen de melaatsheid. In de Bij­bel kunnen we lezen hoe een mens in die tijd toch rein kon worden verklaard van de me­laat­sheid. Rein kon worden van deze ongeneeslijke ziekte.

En indien de melaatsheid sterk uitgebroken is in de huid en de melaatsheid de gehele huid van de aangetaste bedekt, van zijn hoofd tot zijn voeten, zover de priester ziet, en de priester beziet hem en het blijkt dat de melaatsheid zijn hele lichaam heeft bedekt, dan zal hij de aangetaste rein verklaren; hij is geheel wit geworden: hij is rein. Lev. 13:12-13

Dit lijkt wel erg vreemd. De melaatse is ziek; letterlijk van top tot teen bedekt met deze vreselijke ziekte. En juist deze geheel met me­laatsheid bedekte  persoon wordt rein verklaard! Hier zien we een duidelijk illustratie van het principe van Gods grote genade. Wanneer een mens erkent een zondaar te zijn, en zo tot God komt in het besef van eigen verdorvenheid en onrein­heid, wetende geen enkel recht te kunnen doen gelden op Gods barmhartigheid, dán komt de reinverklaring van God. Dán komt de liefdevolle Hogepriester van het nieuwe verbond, de Heer Jezus Christus, de zondaar tegemoet.

Dit zal de wet voor de melaatse zijn ten dage van zijn reiniging: hij zal tot de priester gebracht worden en de priester zal uitgaan buiten de legerplaats. (Lev. 14:2-3)

De melaatse moet gebracht worden. Iemand neemt het op zich om de volkomen door melaatsheid bedekte zieke, naar de priester te brengen. De priester ziet hen aankomen en komt de melaatse tegemoet 'buiten de legerplaats'.

De parallel is duidelijk. Een gelovige komt in contact met een onbekeerde zondaar  en brengt hem /  haar tot de Heer Jezus. Wanneer dat gebeurt en de zondaar laat zich tot de Heer Jezus brengen dan komt Hij hem tegemoet. Beter gezegd, Hij is hem al heel lang geleden tegemoetgekomen. De hemelse Priester, de Heer Jezus, verliet de pracht en praal van de tabernakel in de hemel, de plaats waar God woont, en Hij kwam de zondaar tegemoet op het kruis van Golgotha.

De Heer Jezus als de Heelmeester.

Lukas was arts van beroep, en het moet ons dan ook niet verwonderen dat zijn eerste verslag van het openbare optreden van de Heer Jezus begint bij Zijn prediking in de synagoge van Nazareth. In Zijn rede in deze synagoge noemt Hij zichzelf: 'Heelmeester, Geneesheer, of  Arts'.

En Hij zei tot hen: Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees uzelf. Luk. 4:23

De lijn van de Heelmeester uit het Oude Testament wordt hier doorgetrokken naar de Dokter van het Nieuwe Testament. De Heer Jezus ging met zieke mensen om als geen ander en dat had Jesaja al eeuwen van tevoren voorzegd:

Hij was veracht en van mensen verlaten. Een man van smarten en vertrouwd met ziekte; ja als iemand voor wie men het gelaat verbergt, Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Nochtans heeft Hij onze ziekten op zich genomen, en onze smarten gedragen. Wij echter hielden Hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. (...) de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Jes. 53:3,4,5b

Zoals de priester in het Oude Testament de prachtige tabernakel verliet en zich tot de melaatse wendde die buiten de legerplaats was, zo kwam de Heer Jezus uit de hemelse tabernakel en kwam de verloren zondaar tegemoet om hem te redden. Hij ging ook letter­lijk buiten de legerplaats zoals in het Oude Testament werd voor­zegd:

Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heili­gen, buiten de poort geleden. Laten wij ook daarom tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen. Hebr. 13:12-13

De dood van de Heer Jezus betekent het leven voor allen die hun vertrouwen op Hem stellen. Door Zijn dood bracht Hij de genezing (of: reinverklaring) voor de zonden.

De Heer Jezus stierf voor...

Eén ding staat volkomen vast: De Bijbel leert ons dat de Heer Jezus stierf voor de zonden:

Want wat Hij is gestorven, is Hij eens voor altijd ten opzichte van de zonden gestorven; maar wat Hij leeft, leeft Hij voor God.  Rom. 6:10

Want ik heb u in de eerste plaats overgegeven wat ik ook ontvangen heb, dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften. 1Korinthe 15:3

Maar [Hij heeft] Zichzelf ontledigd, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend. En uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja, tot de kruisdood. Fil. 2:7-8

Wat was het gevolg van het sterven van de Heer Jezus op het kruis op Golgotha voor hen, die in Hem geloven? Het is onmogelijk om alle teksten die hierop betrekking hebben, maar we willen er enkele noemen omdat het zo belangrijk is dat we de absolute zekerheid van het geloof zien zoals de Bijbel die leert.

Zij, die hun vertrouwen hebben gesteld op de Heer Jezus, ziet God aan als heilig, onberispelijk en zonder enige schuld; overgeplaatst van­uit het rijk van de satan in de heerschappij van God. Volkomen Zijn eigendom.

En U, die vroeger (…) vijandig gezind was door uw de boze werken, heeft Hij echter nu verzoend in het lichaam van Zijn vlees door de dood, om u heilig, onberispelijk en onstraffelijk voor Zich te stellen. Kol. 1:21-22

(…) onze Heer Jezus Christus die Zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit deze tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader. Gal. 1:4

Hoe ontvangt de mens dan deze wondervolle genade van God? Moeten we daar dan niets voor doen? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat dit alles ook voor ons persoonlijk is? Het antwoord is heel eenvoudig:

We moeten tot God komen met berouw over onze zonden.

We moeten het offer van de Heer Jezus in geloof aannemen.

Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft is al geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de Eniggeboren Zoon van God. Joh. 3:18

Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoor­zaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem. Joh. 3:36

Het is duidelijk: de Heer Jezus stierf voor de zonden en door het geloof alleen wordt de redding verkregen.

Want uit genade bent u behouden, door het geloof en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken opdat niemand roeme.Ef. 2:8-9

En ziekten dan?

Als we over de betekenis van deze naam, de HERE de Heelmeester, nadenken kunnen we niet om de vraag heen of de Heer Jezus ook onze ziekten op het kruis heeft gedragen. Op deze vraag worden verschillende antwoorden gegeven. Het juiste antwoord kunnen we alleen vinden door tekst met tekst te vergelijken. De Bijbel is immers de beste uitlegger van zichzelf!  Maar eerst even dit:

Hij heette Ruben en woonde in Israël. Op een avond was hij –zoals Ruben me vertelde- in Jeruzalem. Hij kwam voorbij een plaats waar een samenkomst was georganiseerd door ‘Christelijke pelgrims’ uit west Europa. Die avond werd er een genezingsavond gehouden. Ruben was nieuwsgierig en ging er naar binnen. Onder de aanwezigen was een jonge vrouw in een rolstoel; al haar gewrichten waren door reuma ver­groeid. Zij vertelde dat ze een Christen was en dat zij Jezus liefhad. Er was ook nog een andere, wat oudere vrouw in deze samenkomst aanwezig die vertelde dat zij aan een hartkwaal leed. Er werd gebeden voor hen die ziek waren en ook werden handen opgelegd. Na afloop van de gebedsdienst werd verklaard dat de vrouw met de hartkwaal genezen was. De situatie van de invalide jonge vrouw in de rolstoel was evenwel nog net als voor de gebeds­dienst. Van haar werd gezegd dat zij niet was genezen omdat zij in haar jeugd gezondigd had... of omdat ze te weinig geloof had... Ruben was toen opgestaan en had ge­zegd: ‘Jullie zijn huichelaars. Het is goedkoop en laf om een ziekte, die niet te zien was, gene­zen te verklaren en een jonge vrouw die duidelijk zichtbaar ziek is en niet wordt genezen ook nog even na te trappen'.

Toen ik Ruben jaren na deze gebeurtenis ontmoette was hij nog kwaad en hij zei me: 'Ik ken belastingontduikers die volkomen recht van lijf en leden zijn en moordenaars die het toonbeeld zijn van gezond­heid. Wanneer jullie God een jonge vrouw op zo'n vreselijke wijze straft omdat zij als kind de pot met chocolaatjes van haar moeder heeft leeggegeten, dan wil ik die God van jullie niet dienen.'

Natuurlijk was dit een extreem voorval dat niets te maken had met Bijbelse genezing. Hier werd iets gedaan in de naam van de Heer Jezus waar Hij niets mee van doen wilde hebben omdat deze wijze van omgang met het Bijbelse begrip ‘gebedsgenezing’ de kritiek van de Schrift niet kan doorstaan. Sommigen gaan ervan uit dat genezing van lichamelijke kwalen is inbegrepen in het lijden en sterven van de Heer Jezus op het kruis.

In ieder geval staat vast dat de Heer Jezus voor de zonden is gestorven en de zekerheid van de verlossing wordt door God Zelf gegarandeerd zoals we hierboven hebben gezien in Ef. 2:8-9

Een klein geloof in de Grote Heiland is voldoende om voor eeuwig gered te worden. Als de Heer Jezus op het kruis ook onze ziekten heeft gedragen, dan moet datzelfde kleine geloof in die Grote Heiland genoeg zijn om genezen te worden van elke lichamelijk kwaal. Maar waarom zijn er dan zoveel kinderen van God die lichamelijk moeten lijden? Dit heeft alles met Gods plan te maken. Het is te goedkoop en te eenvoudig om te zeggen dat alle ziekte van de satan is en nooit van God kan komen omdat Hij alleen maar het goede geeft aan Zijn kinderen. Hadden de apostelen dan te weinig geloof? Of had Paulus nog een onbeleden zonde waardoor de Heer hem niet kon genezen?

En u weet dat ik u de eerste maal in lichamelijke zwakheid het evangelie heb verkondigd; en de verzoeking voor u in mijn lichaam hebt u niet veracht of verafschuwd; maar u nam mij aan als een engel van God, als Christus Jezus. Waarin prees u zich dan gelukkig? Want ik getuig van u dat u zo mogelijk uw ogen uitgerukt en mij gegeven zou hebben. Gal. 4:13-15

Paulus kwaal was geen belemmering van het evangelie. De kracht wordt altijd in zwakheid volbracht.

Drink niet langer water alleen, maar gebruik een beetje wijn, om je maag en je veelvuldige zwakheden. 1 Tim. 5:23

Paulus had anderen de handen opgelegd, maar de jonge Timotheüs bleef met zijn maagkwaal zitten. Hij had die kennelijk nodig zodat God Zijn plan met hem kon uitvoeren. En Paulus zelf? Hij had ook lichamelijke problemen behalve dat hij kennelijk slecht kon zien zoals uit bovenaangehaalde tekst uit de brief aan de Galaten blijkt.

...is mij een doorn voor het vlees gegeven (...) hierover heb ik de Heer driemaal gebeden...  en Hij zei tot mij: Mijn genade is u genoeg, want de kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom heb ik een welgevallen in zwakheden…. 2 Kor. 12:7,8-10

Trofimus heb ik in Milete ziek achtergelaten. 1 Tim. 4:20

Het is onbestaanbaar dat Paulus, Timotheüs en Trofimus niet genezen werden omdat zij te weinig geloof hadden! Inderdaad heeft Paulus enige mensen genezen in opdracht van de Heer Jezus; maar dat waren bijzondere gebeurtenissen Paulus was geen ‘wonderdokter’ die overal rondging om genezing te prediken. Het  was niet abnormaal dat mensen niet werden genezen. Ook zegt hij niet tegen Timotheüs: Heb maar geloof broeder, dan word je beter, en ook aan Trofi­mus ziekte maakte hij geen einde door handoplegging of gebed. Zowel in verband met Trofimus als in verband met Timo­theüs rept hij met geen woord over genezing. Waarom niet, als de Heer Jezus ook gestorven is voor de ziekten? Als in Zijn kruis­dood en opstanding ook het lichamelijk welzijn ligt besloten, waar­om is er dan toch zoveel ziekte en leed onder op­rechte gelovigen?

Nochtans onze ziekten heeft Hij op zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen. Jes. 53:4a

Hier staat het toch maar, zwart op wit dat de Heer Jezus onze ziekten op zich genomen heeft en dat Hij onze smarten heeft gedragen.

Bij deze tekst moeten we minstens twee vragen beantwoorden.

Wie wordt er bedoeld met 'onze'?

En wanneer heeft Hij ‘onze’ ziekten gedragen?

Zonder enige terughoudenheid is het duidelijk dat met 'onze' het Joodse volk  wordt bedoeld. Jesaja was een Joodse profeet, die in opdracht van de Eeuwige tot het Joodse volk sprak. Het is uit deze tekst in ieder geval duidelijk dat de Heer Jezus de ziekten droeg van Zijn volk Israël.

De tweede vraag, 'wanneer heeft Hij de ziekten gedragen', is voor ons veel belangrijker en die vraag willen we nu beantwoorden. De Bijbel zelf geeft een rechtstreeks en niet mis te verstaan antwoord op deze vraag. Een antwoord dat zo eenvoudig is dat het een raadsel is dat zoveel gelovigen worden misleid door verkeerde uitleg. De uitleg die de Bijbel geeft laat geen enkele ruimte over voor twijfel.

Toen het nu avond geworden was brachten zij tot Hem vele bezetenen; en Hij dreef de  geesten uit met een woord, en Hij genas alle lijdenden opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet Jesaja, die zei: Hijzelf heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten gedragen. Mattheüs 8:16-17

Het getuigenis van de Schrift is duidelijk: De Heer Jezus heeft de ziekten van het volk gedragen. Maar hij droeg die ziekten niet op het kruis! Dáár op het kruis stierf Hij voor de zonden. De ziekten nam Hij op Zich tijdens Zijn leven.

Hoewel het duidelijk is dat de Heer Jezus niet is gestorven voor de ziekten, is het wel zo dat Hij wel degelijk -en soms op bovenna­tuurlijke wijze- ingrijpt in een ziekteproces. Want Hij is tenslotte de Almach­tige God. Hij kan zijn Almacht tonen door de ene volkomen te genezen en door de ander zoveel genade te schenken dat men in de nood tóch alle vrede vindt in Hem!

Die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: door Zijn striemen ‘bent u gezond geworden. Want u dwaalde als schapen, maar bent u teruggekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen. 1 Petr. 2:24-25

Petrus past hier het begrip 'genezing' toe op de ‘zonden’. Let hier vooral op het woordje ‘want’.

Hij geneest de gebrokenen van hart en Hij verbindt hun wonden. Psalm 147:3

HERE, mijn God, tot U heb ik geroepen, en Gij hebt mij genezen. Psalm 30:3

In Psalm 147 wordt iemand met een 'gebroken hart' verbonden in de smart. Dit is iemand, die niet  wordt verlost uit de nood, maar in zijn nood wordt vertroost.

In Psalm 30 heeft een algehele ge­nezing plaats gevonden. Dat laatste heeft in onze menselijke ge­dachten de voorkeur. Natuurlijk willen wij van nature liever ver­lost worden van ziekte en tegenslag. Maar toch is het zo dat de Heer altijd het beste geeft, ook als we te kampen hebben met lij­den in ons leven. Want dan is Hij het dichtst bij ons. Het is best te begrijpen dat we graag genezen worden van al onze kwalen, maar toch is het beter als we daar niet al te gefixeerd op zijn. Een kortere of langere periode van lijden, depressie en ziekte kunnen ons vaak slapeloze nachten geven. Het kan ons met angst voor de toekomst vervullen. Zorgen geven over hen die ons het naast staan. Toch mogen we in zulke momenten steeds weer bedenken dat we de rust alleen bij Hem vinden. In tijden van ziekten ‘maakt Hij ons bed op’. Wanneer we dan, door genade, gaan leren om Zijn weg met ons te aanvaarden, dan brengen deze omstandigheden ons altijd weer in dichtere gemeenschap met de Heer Jezus. Laten we ons daarom helemaal aan Hem overgeven, zodat Hij in ons leven kan volbrengen ­waarin Hij het meest wordt geëerd. Dan zullen we achteraf ook kunnen getuigen dat de diepste wegen ons de rijkste zegen gaven