hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

23 They say that time heals a broken heart…

But time stood still since we have been apart


Een jaar later

De weg door Hongarije naar Cluj in Roemenië gaat hoofdzakelijk over tamelijk vlak land. Alleen bij Gyor een stuk ten westen van de Hongaarse hoofdstad Budapest, zijn wat heuvels waar de snelheid bij het naar boven gaan behoorlijk terugvalt. Op deze prachtige dag in de nazomer rij ik met een Scania 113 in de richting van Szolnok. Het is net na twaalven en de zon staat hoog aan de hemel. Het is ongeveer 35 graden, de ramen staan aan beide zij den open om zoveel mogelijk wind te vangen omdat de hitte anders haast niet te harden is. Het is een al wat oudere Scania en alleen het hoognodige wat erop moet zitten van de autoriteiten zit erop. Dat wil niet zeggen dat het allemaal ook werkt... De brand stofmeter heeft het jaren goed gedaan, maar heeft er de brui aan gegeven. Er zitten twee deuren in maar er kan er slechts één open omdat aan de rechterkant het slot kapot is. Geen airconditioning, geen cruise control en de motorrem blijft regelmatig even hangen. Dat is voor mij niet zo erg, maar wel voor degene die achter me rijdt. Als men bij een vrachtwagen op de motorrem trapt wordt het uitlaatspruitstuk afgesloten en stopt de inspuiting van dieselolie in de motor. Hierdoor ontstaat er een behoorlijke compressie in de motor en dat werkt als een rem, zonder dat de remschoenen, -blokken en -schijven slijten. Het is een bijzonder milieuvriendelijke manier van remmen .... als alles goed werkt tenminste. Bij deze Scania sluit het spruitstuk prima af maar de dieselolie inspuiting gaat vrolijk door. Daarbij komt dan ook nog dat de klep nog even blijft hangen als ik de knop weer loslaat en wat er dan aan zwarts uit de pijp komt ..... Het achteropkomend en het tegemoetkomend verkeer op de tweebaansweg moet dan sterk afremmen omdat ze even heel weinig kunnen zien. De luchtdrukmeters doen het wel, maar alleen als ze zin hebben. Dat is niet zo erg, je kunt wel zonder die meters. Of er nu meters op zitten of niet, zolang er lucht is doen de remnen het toch wel.,. Verder mankeert er niets aan. Ik ben op weg naar Cluj Napoca en hoop vandaag de Hongaars Roemeense grens nog te passeren, maar helemaal zeker ben je daar nooit van. Het is nog ongeveer twee uur naar de grens en daar kan het al gauw vier uur duren voor je de beide douanediensten bent gepasseerd. Zo rij ik verder langs Pospokladany waar ik rechtsaf ga naar Berettayoufalu. Net voor de rotonde aan de rand van het dorp is links een benzinestation waar ik ga tanken waarna ik achterom de parkeerplaats op rij om in het restaurant wat te gaan eten. Het eten is er prima en behoorlijk goedkoop ook: goulashsoep, rundvlees (een flinke lap) met wat aardappelen en ijs toe voor nog geen acht gulden. Anoushka, mijn hond ligt onder de tafel. Toen ik hier, een maand of wat geleden, voor de eerste keer kwam waren ze bang voor haar, maar nu zijn ze er zachtjesaan aan gewend geraakt. Ze krijgt nu altijd een bak water en stukken worst. Nadat ik mijn maaltijd op heb, neem ik nog een paar koppen koffie en rij dan de laatste dertig kilometer naar de grens. Om zes uur zet ik de motor stil op de parkeerplaats en ga dan met mijn papieren naar de Hongaarse douane. In minder dan tien minuten zijn al mijn documenten afgehandeld en kan ik doorrijden naar de Roemeense kant. Dat geeft me de hoop dat ik een record ga halen vandaag: de grens over in minder dan een uur, maar die verwachting lost op in de warme lucht Want als ik van het parkeerterrein afrij mag ik vrijwel meteen aansluiten bij de lange rij die daar staat te wachten. Af en toe schuiven we een stukje op en vijf uur later ben ik aan de beurt om in te klaren. Eigenlijk nog niet eens zo gek, want dat betekent nog een uurtje extra en dan ben ik over.


In niemandsland

Ik wacht bij de auto op een douane beambte. Bij ’normale' grenzen moet je zelf altijd naar het douanekantoor gaan, waar de mensen zitten die de papieren afhandelen, maar bij de Roemenen komen ze naar je toe. De douanebeambte loopt naar achteren en constateert dat de deuren van de trailer niet verzegeld zijn en hij stuurt me terug naar de Hongaarse kant om daar een loodje op de deur te laten zetten. Hij maakt de weg vrij, ik moet keren en weer terug naar de Hongaar. Maar die wil me niet binnenlaten omdat ik uiteraard geen geldige doorvoerpapieren meer heb, Want ik was immers een uur of vijf geleden bij hen uitgeklaard. Daar sta ik dus, in niemandsland. Ik sta gewoon op de rijbaan en alle vrachtverkeer kan me alleen maar met moeite passeren, dus ik verwacht eigenlijk niet dat ze me er lang zullen laten staan. Ik besluit maar wat verder te gaan lezen in een boek dat ik speciaal voor de lange wachttijden aan de grenzen had meegenomen. Maar ik had beter kunnen weten, want vijf uur later sta ik er nog. Dus ga ik nog maar eens vragen om een loodje, maar ik krijg er geen en ik word ook het land niet binnengelaten. Dan maar weer lezen. Uiteindelijk pak ik mijn GSM telefoon en bel een collega op die ergens in Oostenrijk rijdt.

”Hé Georg, hoe gaat ’ie?” "

 "Met mij best ik ben net weggereden bij St. Valentin, ik moet morgen lossen in Debrecen in Hongarije. Waar ben jij?”

"lk ben nergens.”

”Watte?”

 ”Ik sta vast tussen Roemenië en Hongarije,”  en ik vertel hem mijn belevenissen van de afgelopen uren en dan komt hij met een pracht van een oplossing op de proppen.

“Ik heb nog een paar Nederlandse loodjes, die heb ik een keer ’geritseId’. Morgen tegen twaalven kan ik bij je zijn. Dan hangen we die loodjes eraan en je vraagt aan de Hongaar of je het nog een keer mag proberen bij de Roemeen en je bent zo over."

Dit lijkt me een goed idee. Ik wil nu gaan slapen Want het duurt nog twaalf uur voor Georg bij me kan zijn. Ik besluit om dan nu alvast nog maar een keer naar de Hongaarse douane te gaan en te vragen of ik het nog een keer mag proberen bij de Roemeen. Ik wil namelijk liever aan de andere kant op de parkeerplaats gaan staan omdat ik hier veel te gevaarlijk sta en het risico loop dat ik toch maar wakker blijf van al die vrachtwagens die gedurende de hele nacht vlak langs me heen zullen schuiven. De Hongaarse douane laat me door. Nou ja, pas twee uur nadat ik het had gevraagd ... Tegen twee uur ’s nachts zet ik de motor voor de tweede keer af op het terrein van de Hongaarse douane maar nu weer in de richting Roemenië. lk sluit de gordijnen en ga op mijn slaapzak liggen, het is nog veel te warm om erin te kruipen. Slapen doe ik in enkele tellen. De volgende morgen Word ik om negen uur wakker gemaakt door een soldaat van de grenspolitie. Ik moet doorrijden, ik heb al te lang op het terrein gestaan. Ik gooi de motorkap open en doe of ik motorstoring heb, maar daar trapt hij niet in. Ik blijf het maar wat rekken Want ik moet minstens tot twaalf uur blijven staan, eerder kan Georg onmogelijk bij me zijn met z’n verlossende loodjes. Maar de grenswacht wordt bozer en bozer en uiteindelijk breng ik het in gebed bij de Heer.

“Heer als hij weer komt om me door te sturen dan ga ik maar zonder loodje en dan vertrouw ik erop dat U zult ingrijpen en ik doorgelaten word."

Ik hoef niet lang te wachten, de soldaat heeft er een officier bij gehaald en die vertelt me nu dat ik onmiddellijk moet vertrekken. Langzaam aan rij ik naar de Roemeense grenspost. Als ik de bocht om kom krijg ik een hele vreemde gedachte, die ik nooit eerder had bij het passeren van een grens: 'jammer er staat niemand voor me.’ Er hadden er nu wel een twintig voor me mogen staan. Helaas, ik ben nu meteen aan de beurt. De douanebeambte die naar me toekomt is een andere dan gisteren, dus ik denk, ‘misschienlaat hij me door.’ Die gedachte duurt maar even en eindigt als hij de vraag stelt

"Mijn collega heeft je gisteren teruggestuurd om een loodje te halen, maar je bent nu teruggekomen zonder loodje, waarom?”

Ik leg hem uit dat de Hongaar me niet toeliet en dat zij mij ook geen loodje wilden geven. Nadat ik uitgesproken ben begint hij zonder verder iets te zeggen de weg vrij te maken zodat ik weer kan keren en weer terug kan rijden in niemandsland. Maar dan grijpt de Heer in, er komt een andere, oudere douanebeambte, kennelijk hoger in rang, en die neemt het over. Hij ziet geen enkele reden om me terug te sturen; loodje of geen loodje, het maakt hem niets uit. Ik geef mijn papieren aan hem, plus voor elk een pak koffie. (Niet voor omkoping maar dan loopt het allemaal wel wat soepeler. Ik begin nooit met wat aan te bieden voordat zij iets voor me gaan doen omdat ik vind dat omkoping niet kan. Maar deze mensen zijn ook maar arme sloebers en als ze hun werk goed doen geef ik ze wel eens wat.) Ik wacht in de auto tot mijn papieren klaar zijn en bel in de tussentijd naar Georg.

”Hoi, met mij.”

“Hé, Lange, heb je goed geslapen?"

“lkke wel.”

“Ga nog maar een tukkie doen want ik heb een stamp regen gehad en ik lig een eind achter op het schema. Ik ben zeker niet voor tweeën bij je.”

”Hoeft niet jongen, ik ben al bijna over."

Ik vertel hem wat er is gebeurd en we zijn het er allebei over eens dat de Heer door deze Hongaarse grenssoldaat en zijn officier, die mij doorstuurden naar de Roemeense douane, en de daar aanwezige oudere beambte, heeft ingegrepen. (Stel dat ik aan was komen rijden met een Nederlands loodje terwijl ik de vorige avond zonder was weggestuurd. Dan had ik waarschijnlijk ook nog een nieuw armbandje gekregen; zo’n dubbele die je zelf niet af kunt doen.) Wij waren er beiden van uit gegaan dat ze niet aan elkaar door zouden geven dat ik geen loodje had, Wat ze dus duidelijk wel hadden gedaan. Nadat ik Georg gedag heb gezegd krijg ik mijn papieren weer terug en rij eerst het douaneterrein af voor de zekerheid, dan kunnen ze me niet meer terugsturen. Ik moet wel even wachten voor de verplichte weegbrug en daar dank ik de Heer dat ik weer vrij man ben, In plaats van een supersnelle passage van deze grens werd het de langste die ik ooit heb meegemaakt: bijna negentien uur in totaal. Omdat ik vandaag toch niet meer kan lossen in Cluj Napoca rij ik naar Vaida waar kennissen van mij, Rob en Annet van Eck, werken en bij wie ik altijd welkom ben. Een heel weekend in Vaida, prachtig weer, lieve vrienden die alles doen om het me naar de zin te maken, wat wil je nog meer? Om heel eerlijk te zijn maar een ding: niet alleen zijn. Maar ik voel me soms juist eenzaam in het gezelschap van anderen. Vooral in het gezelschap van echtparen. Terwijl ik in de stilte door het veld loop die zondagmiddag, na de samenkomst in het kerkje van Vaida, overvalt me de eenzaamheid Weer. Ik mis Fija zo vreselijk en wat heeft mijn leven toch een ongelofelijke wending genomen. Alleen, alleen. De ervaringen van de laatste dagen maken me Weer extra duidelijk hoe mijn leven in elkaar steekt. Als ik iets te doen heb, of zoals gisteren, die problemen aan de grens, dan ben ik me de hele tijd ook duidelijk bewust dat Fija niet meer bij me is, maar dan zijn de scherpe kantjes er even niet. Zo gauw er niets opwindends gebeurt is het gemis zo bitter. Maar toch is dat ook geen goede omschrijving. Een vrouw als Fija te missen is niet uitsluitend bitter. Het is bitterzoet. Het bittere is het gemis dat pijn doet, maar elke dag gaan er ook weer zoveel herinneringen door me heen die de bitterheid van het gemis van smaak doen veranderen. Nee, het is niet bitter en ik voel geen echte bitterheid vanwege het gemis. O ja de pijn, die bijna lijfelijk tastbaar kan zijn, is somtijds haast ondraaglijk; dan kan ik alleen maar heel stil zitten huilen. En toch, en toch...Ik ben door de genade van de Heer niet verbitterd. Integendeel, en dat klinkt nu wel heel erg vreemd vrees ik, ik ben echt een gelukkig mens. Want dat kan, je kunt zelfs in het diepste verdriet toch heel gelukkig zijn. Voor God zijn deze twee, verdriet en geluk, geen tegenstellingen en dus hoeven ze het voor de Zijnen ook niet te zijn. Als Hij in het verdriet gekend wordt en het verdriet in Zijn handen wordt gelegd, dan verandert het helemaal. Dan zijn er tranen en tegelijk ook gejuich omdat Hij in staat is om ook juist in tijden van verdriet en zielenpijn diepe innerlijke rust te geven. Een vriend vertelde me van iemand die hij kende, die op latere leeftijd was getrouwd. Na zes jaar huwelijk verloor hij in een auto-ongeluk zijn vrouw en enig kind. De achtergebleven man was zo verbitterd dat hij zelfs geen enkel contact meer wilde hebben met de familie van zijn vrouw. Ik kan dat zo goed begrijpen! Elke herinnering geeft zoveel pijn. Dat ik elke dag rust en vrede vind en niet verbitterd ben geworden, is alleen maar door de genade en de liefde van God. Hij geeft zoveel genade dat ik voor elke dag voldoende rust Vind. Zonder de Heer zou er een heel grote kans geweest zijn dat ik net zo was geworden. Maar nu, door Zijn genade, ben ik niet ongelukkig, zelfs niet als ik huil en verdrietig ben. Dat lijkt in tegenspraak met elkaar te zijn, maar het is echt zo. Prijst zijn Naam.


Kilometerslang gebed

Maandagmiddag werd ik vrij snel gelost in Cluj zodat ik maandagavond weer terug was bij de Hongaarse grens. De nacht bracht ik door in Puspokladany waar ik om acht uur weer wegreed en nu, vijf uur later, rij ik weer in de buurt van de stad Györ. Terwijl ik met een gangetje van 45 km over de autoweg een heuvel opklim, bedenk ik hoe geweldig het is dat de Heer mij dit werk nu even laat doen. Voor een hulporganisatie goederen naar broeders en zusters in materiële nood brengen. lk had er niet om gevraagd, maar men belde mij met het verzoek om een ritje te doen en dat werden er uiteindelijk een stuk of zes, elke maand één. En ik kan onderweg ook nog Wat evangelisatiewerk doen. Net wat ik in deze tijd even nodig heb, afwisseling en ontspanning en gelijktijdig nuttig bezig zijn. Maar het evangelisatiewerk gaat nog niet zo goed. Verschillende keren als ik een bekende parkeerplaats zie waar ik zo vaak met Fija was, komen de waterlanders. Terwijl ik dit alles zo overdenk schiet het me plotseling te binnen dat het vandaag 15 augustus is, de dag Van Fija's overlijden. Werktuiglijk kijk ik op mijn horloge en zie dat het precies, op de minuut af een jaar is geleden dat zij overleed. Dat ik juist nu op mijn horloge moet kijken. Allerlei emoties gaan door me heen. Tranen lopen over mijn wangen en ik begin gedachteloos met haar te praten:

”Lieverd, ik ben nog steeds zo gek op je, dat gaat echt nooit over. Ik verlang zo naar je, en ik wil bij je zijn.” Dan bedenk ik dat de Bijbel leert dat we geen contact met overledenen mogen zoeken en dus zeg ik er meteen achteraan:

"Heer, U weet dat ik geen contact met haar zoek, maar ik vind het fijn om haar naam te noemen en deze dingen te zeggen. Ik weet dat ze volmaakt gelukkig is bij U, maar ik mis haar zo, ik ben zo hopeloos alleen. Was ik ook maar bij U, ik vind er niets meer aan om alleen hier beneden te zijn. Samen met Fija bij U te zijn Heer Jezus, daar zie ik naar uit. Ik weet dat we niet meer getrouwd zullen zijn, maar ik zal haar herkennen en zij mij. Heer Jezus ik dank U voor al die mooie jaren die we samen hebben gehad. U, en U alleen, heeft ons huwelijk zo mooi gemaakt en zo rijk gezegend. Waarom moest ze toch van mij weggaan? Ik hou zo van haar. Ik mis haar zo. Heer Jezus wilt U haar vertellen dat ik nog zoveel van haar hou als ze het zelf niet kan zien? lk wil niet dat ze mijn verdriet ziet, maar zeg haar alstublieft dat ik haar zo lief heb.”

Kilometers lang bid ik zo en ook in mijn gebeden wisselen verdriet en vrede, geluk en leegte elkaar af. Dat is nu al een jaar lang zo, soms in de diepte maar ondanks alles toch vaak in de blijdschap. Ja de Heer is werkelijk de bron van vreugde. Daarom is het zo belangrijk om met verdriet naar Hem te gaan, want overvloed van vreugde zijn bij Zijn aangezicht en liefelijkheid voor eeuwig in Zijn rechterhand (Psalm. 16:11) Dat heeft God dit afgelopen jaar zo vaak aan mij bewezen.