Nadat Fija en ik tot geloof waren gekomen gingen we samen in de Bijbel lezen. Een van de dingen die wij al gauw ontdekten was de doop. Onze ouders hadden ons toen we nog baby’s waren laten dopen. Maar toen wij zelf in de Bijbel lazen zagen we dat de doop iets persoonlijks is. De mensen die in de bijbel worden gedoopt, ‘lieten zich dopen’. Dat was niet iets dat passief aan je gedaan wordt maar een actieve daad van degene die gedoopt wil worden. Ook zagen we dat de doop in de Bijbel gebeurde door totale onderdompeling.
Het kon niet anders dan dat we nog gedoopt zouden moeten worden op een Bijbelse manier. Maar hoe doe je dat en wat met onze ouders. Zij zouden het waarschijnlijk niet begrijpen. Dan maar wachten tot ze overleden waren? Was dat een optie, of moesten we gewoon doen wat er in de Bijbel staat en ons laten dopen? Vragen, vragen! Op een vrijdagavond werden we gebeld door Bill Fikse, een van onze vrienden. Voor ons in die tijd zelfs de belangrijkste vriend. Hij vroeg of we met hem mee wilden gaan naar de Baptistengemeente in Arnhem.
Die zondagmorgen reden we met onze kinderen naar Leersum waar Bill en Truus woonden en stapten bij hen over in hun BMW 2002. Zo reden we met zijn zevenen naar Arnhem.
Tijdens deze bijeenkomst zou iemand worden gedoopt. Er was een jonge vrouw van ergens achter in de twintig. Toen zij naar het doopbad werd begeleid werd ze aan twee kanten ondersteund en ze liep alsof ze heel erg spastisch was. Door twee broeders werd ze het trapje afgeholpen tot ze in het water stond. Nadat zij door onderdompeling was gedoopt, liep ze zonder enig probleem alleen het trapje op en verdween in de kleedkamer. Wij zongen een paar liederen en nadat zij zich omgekleed had kwam ze weer naar de zaal. Daar hoorden we een geweldig getuigenis.
Deze vrouw was actief geweest in het occultisme en was tot geloof in de Heere Jezus gekomen. Nadat ze had gevraagd of ze ook gedoopt mocht worden was ze langzaam aan spastisch geworden. Hoe dichter de datum van de doop kwam verergerde haar toestand. Het was alsof de satan zijn prooi niet wilde loslaten. Maar nadat zij gedoopt was, kon zij zich weer helemaal normaal bewegen.
Dit was voor ons de gebeurtenis waardoor we ervan overtuigd werden dat wij ons ook moesten laten dopen. Dat gebeurde twee weken later in de Baptistengemeente in Utrecht Centrum.
Dat ging zo: De dominee van de baptistengemeente in Arnhem bracht ons in contact met de Baptistengemeente in Utrecht waar we een gesprek hadden met ds. Gerrit van ‘t Wout.
We zouden twee dagen voor Fija ‘s verjaardag worden gedoopt. In die week had ik vrij van mijn werk en deden we samen boodschappen en allerlei dingetjes in huis.
Op die maandagmorgen reden we op de fiets naar het Winkelcentrum ‘t Kerckebosch achter onze flat. Toen we terug kwamen fietsen hadden we dozen met levensmiddelen achterop en in een speelse bui gaf ik Fija een zoen, maar dat ging niet helemaal goed: onze sturen kwamen in elkaar te zitten en we konden niet meer corrigeren. Fija botste tegen een boom en ik viel er zijdelings tegenaan. Fija’s voorvork was helemaal krom en ze had een slag in het voorwiel. De levensmiddelen waren langs de weg uitgestrooid en de drie pakken suiker, die er bij zaten waren helemaal leeg. Lopen met onze fietswrakken half opgetild liepen we door het bos naar onze flat.
Bij de flat gekomen kwam onze onderbuurvrouw meteen naar ons toe: ‘Blij dat ik jullie gevonden heb’, zei ze, ’er is iets aan de hand in jullie keuken want ik krijg allemaal water langs het plafond en het is ook al doorgelekt naar mijn onderburen.’
Zo snel wij konden renden we de trappen op naar onze derde verdieping en zagen de ravage in de keuken. De slang van de wasmachine was gebarsten en het water stond meer dan enkelhoog in onze keuken en de achtergelegen hal en badkamer. Gelukkig was het de hoge drempel naar de woonkamer nog niet overgegaan. We draaiden vlug de kraan dicht en begonnen te hozen en te dweilen. Nadat we de verzekering hadden gebeld en de gegevens en schade van onze benedenburen hadden doorgegeven was de rust weer een beetje teruggekeerd. Diezelfde middag hebben we de fietsen naar de fietsenmaker gebracht.
Op woensdagmorgen had ik bij het ontbijten wat pijn in mijn keel bij het slikken. Bij het warme middageten was het erger geworden en deed het zoveel pijn dat ik maar een gedeelte van mijn eten opat en die avond bij het eten kreeg ik geen hap naar binnen en we besloten dat ik de andere morgen naar de dokter zou gaan. Deze gaf mij een recept voor en soort emulsie die ik moest slikken voor ik ging eten en dat gaf een goede verlichting van de pijn, maar helaas maar voor één maaltijd zodat ik de volgende morgen alweer bij de dokter was. Hij belde naar het ziekenhuis en ik kon om elf uur daar terecht voor een röntgenfoto.
Fija bracht mij met de auto naar het ziekenhuis en zij bleef nog een poosje bij me zitten en hielp me om de bariumpap in te nemen die nodig was om een duidelijke foto te maken. Dat deed vreselijk pijn. Fija moest de jongens uit school halen en voordat de foto gemaakt was moest zij weg, ze zou later met de jongens terugkomen om me op te halen.
Nadat de foto was gemaakt zat ik even in de wachtkamer op de uitslag te wachten. Het duurde niet lang voordat ik bij de dokter werd geroepen.
‘Meneer Stam’, zei hij, ‘Ik kan zien dat u pijn hebt, maar op de foto is geen afwijking te zien. Ik begrijp daarom ook niet wat de pijn veroorzaakt. Wellicht is het iets van voorbijgaande aard en moeten we denken aan een lichte infectie of geïrriteerdheid van het slijmvlies; maar nogmaals, het is op de foto niet te zien. Ik adviseer u dan ook om terug te gaan naar uw huisarts. Ik heb intussen contact opgenomen en hij zal u een ander middel voorschrijven in plaats van de emulsie die u al heeft, om het slikken makkelijker te maken.’
Daar kon ik het mee doen. Ik liep het ziekenhuis uit en ik herinner me nog zo goed dat ik in de zonnewarmte liep en me ondanks alles zo vreemd gelukkig voelde. Dat was bijna bizar. Pijn, niks gevonden, geen oplossing van het probleem en toch zo’n overweldigend gevoel van geluk!
Ik wachtte in het bushalte hokje voor het ziekenhuis, genietend van de zonnewarmte totdat Fija er aan kwam en voor mij stopte. Ik stapte in en zei: ‘helemaal niets gevonden. Ik mankeer helemaal niets.’
Fija bleef even stil en zei toen: ‘Vandaag is het vrijdag en zondag worden we gedoopt. Waarom al die dingen van deze week? Fietsen beschadigd, die kapotte slang en de lekkage en dan nu dit met jouw pijn. Het kan niet anders of iemand wil ons tegenhouden van de doop.’ En daarna zei ze: ‘satan ga maar weg want we worden toch gedoopt!’
Zwijgend reden we verder naar huis. Fija maakte boterhammen voor de jongens en zichzelf en ik nam een beker yoghurt. Ik dronk hem zo leeg, zonder iets van pijn te voelen. Daarna at ik een boterham, ook zonder enige pijn. Wat het ook geweest is: het was verdwenen.
Die zondag zijn we gedoopt. Wat een blije dag!
NASCHRIFT
Voor onze ouders was het inderdaad moeilijk, maar ze respecteerden onze stap. Vooral mijn vader vond het heel erg. Hij kon het niet begrijpen. Drie jaar later is hij overleden. Op de middag voor hij stierf vroeg hij me even bij hem bij zijn bed te komen zitten. Hij zei toen: ‘Martien, soms denken wij oudere mensen dingen beter te weten dan jongere, maar dat is niet altijd zo.’ I begreep meteen waar dat op sloeg: op onze doop. Het was het laatste dat hij tegen me zei en daar ben ik vandaag de dag nog dankbaar voor. Als ik straks bij hem ben in de hemel dan zullen we het er nog wel eens over hebben denk ik, maar dan helemaal zonder moeite,pijn of misverstand want dan zullen we het in de volmaaktheid zien zoals God het heeft bedoeld in zijn eeuwig blijvend woord.