hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

4 Een onoverzichtelijke bocht

Schrik

Op een morgen, enkele dagen voor ons geplande vertrek naar de Verenigde Staten had Fija bloed in de ontlasting, en ik vond het beter dat ze even bij de dokter langs zou gaan.

”Kan dat niet wachten tot na onze reis?"

”Nee, je moet nu gaan, Wellicht is het niets, maar laten we het zekere voor het onzekere nemen”.

Ik belde de dokter op voor een afspraak. Het leek er op dat we moesten Wachten tot de andere dag omdat het spreekuur helemaal vol was, maar toen ik de reden van het bezoek en onze plannen met betrekking tot onze reis naar Amerika aan de assistente doorgaf, mochten we toch meteen komen. De huisarts stuurde haar na een kort onderzoek door naar het ziekenhuis. Bij de afspraakbalie kreeg ze een drankje mee dat ze moest innemen om haar darmen schoon te maken voor het diepgaand inwendig onderzoek dat ze twee dagen later kreeg.


Fija werd door een verpleegster opgehaald uit de wachtkamer waar ik eerst een poosje bleef zitten, maar omdat deze nogal vol en benauwd was, ging ik al gauw op de gang staan. Nadat ik daar een dik uur afwisselend had gestaan en rondgelopen, kwam Fija aan de arm van een verpleegster voorbij. Ze leunde zwaar op de verpleegster en had een heel bleek en van pijn verwrongen gezicht.

”Kunnen niet naar Amerika, ik moet geopereerd.” zei ze in het voorbijgaan in de haar kenmerkende telegramstijl. “k Ga nu nog voor bloedprik en röntgen naar de begane.” -

”Zal ik meelopen?”, vroeg ik,

”Nee”, antwoordde de zuster Voor Fija, ”blijft u maar hier, We komen hier zo weer terug om een afspraak te maken voor de operatie.”


Operatie! Alles was ineens veranderd, Geen Amerika reis, en mijn vrouw kennelijk ernstig ziek anders zouden ze niet zo veel haast maken.


Na twintig minuten hoorde ik haar stem uit de diepte van het trappenhuis weer naar boven komen. Ze praatte met de zuster en haar stem klonk weer wat opgewekter, maar toch zag ze nog steeds heel erg bleek en leunde ze ook nog steeds zwaar op de arm van de verpleegster.

"Loopt u maar even mee, meneer Stam, dan gaan we even naar de internist; hij zal u het een en ander uitleggen over Wat er moet gaan gebeuren, waarna hij afspraken met de chirurg omtrent de operatie zal maken.”

lk liep met hen mee de gang door. Fija liet de verpleegster los en sloeg haar arm om mij heen en vertelde dat ze stukjes uit haar darm hadden gehaald, wat erg veel pijn had gedaan. Dat verklaarde hoe het kwam dat ze er zo beroerd uit zag. De verpleegster deed een deur van een kleine wachtkamer open en liet ons naar binnen gaan. Na een minuut of wat ging er een andere deur open en de dokter vroeg ons binnen te komen in zijn spreekkamer.

”Mevrouw Stam", zei hij nadat hij ons had laten plaats nemen, "ik weet niet precies hoe het allemaal is van binnen, dat zal de chirurg wel zien als hij u opereert, maar als ik de foto zo bekijk dan zijn er enkele tumoren te zien waarvan sommige rustig zijn maar er zijn er ok enkele die er wat onrustig uit zien.”

”Wat betekent dat dokter, dat 'rustig en onrustig”?"

”Mevrouw, dat zijn uitdrukkingen die wij gebruiken en het is goed dat u het vraagt want wij zijn zo gewend aan deze wijze van spreken dat we het vaak niet door hebben dat we in raadsels praten voor de oren van onze patiënten. Rustig wil zeggen dat de oppervlakte van de tumoren helemaal vlak zijn en dat is een indicatie dat het waarschijnlijk een goedaardige tumor is. U begrijpt dan ook wat onrustig betekent. Er zijn er bij u die er wat onrustig uitzien, maar dat hoeft nog niet meteen alles te betekenen.”

”Dus ik heb kanker?", was Fija’s directe vraag.

"Als u het zo rechtstreeks vraagt moet ik ook een rechtstreeks antwoord geven”, begon de dokter aarzelend aan zijn antwoord -terwijl hij sprak herstelde hij zich enigszins en vervolgde- "maar ik

kan u in dit stadium van de onderzoeken nog geen definitief antwoord geven. Het is niet uitgesloten maar zekerheid hebben we pas na de operatie, want pas dan kunnen we ons een beter beeld vormen van de werkelijke toestand.”

”Wanneer gaat u me opereren?”

”Ik ga u niet opereren, dat doet een andere dokter, de chirurg. Wanneer het gaat gebeuren hangt gedeeltelijk af van de plaats die hij heeft in de O.K.. Ik ga hem zo meteen bellen, maar voor ik dat doe wil ik voor alle zekerheid nog even naar u kijken.”

Al pratend was hij naar de deur van de onderzoek kamer gelopen en deed die voor Fija open:

“Het spijt me dat ik het u ook nog een keer moet vragen, maar wilt u zich nog eenmaal uitkleden dan kom ik zo bij u, het zal maar kort duren, dan bel ik de chirurg op en daarna kunt naar huis."


Fija liep de onderzoek kamer in waarna de dokter de deur achter haar dicht deed en nog even naar me toe kwam.

”Wanneer gaan jullie nu huilen?”, vroeg hij me op enigszins gedempte toon, vermoedelijk omdat hij niet wilde dat Fija het zou horen.

”Ik denk niet dat wij gaan huilen.”

”Straks in de auto als niemand kijkt, wellicht?”, vroeg hij verder, het is belangrijk dat u huilt als u er behoefte aan heeft. U moet het vooral niet tegenhouden.”

Ik herhaalde mijn eerste antwoord weer: ”Ik denk niet dat we gaan huilen, we gaan wel bidden, zo meteen. In de auto denk ik."

Ik kon het niet laten om dat laatste er bij te zeggen, "U bent gelovig?”

"Ja, we geloven dat de Heer Jezus voor onze zonden is gestorven en Hij weet ons hier ook wel doorheen te halen.”

"Ik ben heel blij dat u deze steun hebt; u zult het wellicht nodig kunnen hebben", zei hij terwijl hij naar de onderzoek kamer liep.


Ik bleef alleen achter met mijn gedachten. Zou hij eigenlijk al wel weten hoe de situatie is? Zou het ernstiger zijn dan dat hij ons had gezegd? Die laatste woorden: 'u zult het wellicht nodig kunnen hebben’, bleven in mijn gedachten hangen. Zou hij meer weten dan hij ons wilde vertellen? Gevoelens van onrust en angst en aan de andere kant ook van vertrouwen en rust kwamen als golven over me heen. Ik dacht beslist niet aan de mogelijkheid dat mijn

vrouw misschien niet lang meer te leven zou hebben; die gedachte kwam niet eens in mij op. Ik dacht alleen aan een ernstig zieke vrouw, die ik zou moeten verplegen tot ze weer beter zou zijn. lk zag ons werk voor een tijd stil komen te liggen. Ik begonte bedenken dat ik de mensen in Amerika moest bellen dat onze reis niet door kon gaan omdat Fija moest worden geopereerd. Wat een verandering in onze situatie, en dat zo plotseling, in enkele dagen! Op de parkeerplaats van het ziekenhuis hebben we, voordat we naar huis reden, samen de situatie aan de Heer verteld en

het in Zijn handen gelegd.


We moesten nog twee weken wachten voordat Fija werd opgenomen. In die tijd hebben we veel gepraat en veel gebeden. We zagen het niet al te donker in en we vertrouwden er beiden op dat het uiteindelijk allemaal wel mee zou vallen en alles weer in orde zou komen. De dag voordat Fija werd opgenomen lag ik zelf op bed. De griep had me te pakken. Voor het eerst in tien, twaalf jaar, juist nu Fija me zo nodig had, lag ik met hoge koorts op bed. Het was duidelijk dat ik niet in staat zou zijn om Fija naar het ziekenhuis te brengen. Even dachten we er nog aan dat ze zelf met de camper zou gaan; het was het enige voertuig dat we hadden. Maar onze zoon Sven bracht de oplossing: Hoewel hij veertig kilometer bij ons vandaan woonde, zou hij komen om zijn moeder weg te brengen.


Het was op een zondagmorgen dat Fija werd opgenomen. Na aankomst in het ziekenhuis werd er meteen bloed afgenomen en verschillende andere voorbereidende onderzoeken gedaan. Daarbij hoorde ook nog een laatste gesprek met de chirurg, die haar vertelde dat ze er terdege rekening mee moest houden dat ze, als ze bij zou komen van de operatie, een stoma zou kunnen hebben. Fija hield me voortdurend op de hoogte door me van tijd tot tijd te bellen. Elke keer zei ze dat ze het zo fijn vond om mijn stem te horen en dat was natuurlijk wederzijds. Op maandagmorgen belde ze me nog even voor ze naar de  operatiekamer werd gereden. Ze vertelde me dat ik de chirurg om half één mocht bellen om te vragen hoe de operatie was verlopen. Door de telefoon hebben we samen gebeden en de Heer gevraagd om de chirurg en al het personeel te helpen om alles goed te laten verlopen. Nadat ik de telefoon had neergelegd ervoer ik rust. Alle spanning was weg. De Heer had het van me afgenomen.

Even na twaalven al belde ik naar het ziekenhuis; ik kon gewoonweg niet langer wachten. De chirurg vertelde me dat alles prima was gegaan en Fija al weer aan het bijkomen was, maar dat hij nog niets met zekerheid kon zeggen over de kansen op uitzaaiingen. Hij beloofde dat we het vrijdag op z'n laatst zouden horen. Hij zei ook dat het niet nodig was geweest om Fija een stoma te geven. Fija had hem verteld van mijn griep en hij vroeg hoe het met me ging. lk vertelde dat ik nog steeds koorts had en me tamelijk zwak voelde. ”Als u kunt komen mag dat wel vanavond tijdens het bezoekuur, maar dan moet u aan de zuster een kapje vragen en niet te dicht bij haar komen."


Ik kon amper wachten tot het die avond zeven uur was. Marcus, onze tweede zoon, kwam me ophalen; hij had ook Fija's moeder meegebracht en gedrieën reden we naar het ziekenhuis. Daar waren ook onze andere twee zonen al. Het eerste dat Fija hen vertelde was dat ze, toen ze weer bij was gekomen, meteen met haar hand had gevoeld en had ontdekt dat ze geen stoma had gekregen. lk had het via de telefoon al van de chirurg gehoord en het ook doorverteld aan de anderen. Natuurlijk waren we hier allemaal heel erg dankbaar voor. We zijn die avond maar kort gebleven

omdat ze natuurlijk nog erg moe was van de operatie. Ook was de narcose nog niet helemaal uitgewerkt; ze zakte telkens weg en sliep zo gauw er een stilte in de gesprekken viel. Ik knapte weer heel gauw op en ik kon dan ook elk bezoekuur bij Fija zijn. Ze werd met de dag sterker en twee dagen na de operatie begon ze de dokter al te vragen of ze naar huis mocht. Maar daar kwam voorlopig niks van in. Nee, ze moest minimaal twaalf dagen blijven. De dokter wist uiteraard nog niet dat Fija tamelijk vasthoudend kon zijn, maar dat zou hij gauw genoeg ervaren. Ze kon het heel lief brengen, maar als ze iets in haar hoofd had .... Een week na de operatie was mijn verjaardag.

”Dokter, mijn man is maandag jarig, kan ik voor die tijd naar huis?"

"Nee, dat denk ik niet mevrouw Stam, dat is echt veel te vroeg; rekent u minstens maar op woensdag of donderdag.”

”Maar als ik me nu goed voel?"

”Gaat u mij dat eerlijk vertellen?"

"Ja, waarom niet, ik voel me nu ook al goed genoeg om naar huis te gaan.”

"Maar u heeft nog steeds koorts en zolang u koorts heeft moeten wij u hier houden."

”Dus als ik geen koorts heb mag ik zondag naar huis?"

"Dat kan ik u nu nog niet beloven."

Dit ritueel herhaalde zich elke dag, zij het steeds in wat andere bewoordingen, maar ze hield, heel lief weliswaar maar toch, voet bij stuk. Uiteindelijk zou de dokter toegeven dat stond voor mij vast; ik kende mijn vrouw tenslotte al 34 jaar. Vrijdagmiddag kwam ik op bezoek en ze vertelde me dat ze maandag naar huis mocht als ze dan geen koorts meer had. Daar waren we erg blij mee, maar aan de andere kant waren we allebei natuurlijk erg nieuwsgierig wanneer we  eindelijk meer te weten zouden komen over de ernstvan haar ziekte. De chirurg was 's morgens nog bij haar geweest

maar kon nog steeds niets zeggen; hij had nog geen bericht van het lab. Die middag was de spannendste van ons hele leven, denk ik.


Verdrietig bericht

Die vrijdagavond was ik al ruim voor de bezoektijd die om zeven uur begon in het ziekenhuis. lk was een van de eersten en ging alvast met de lift naar boven. Ik liep langs de zusters post en niemand hield me tegen, al was het nog ver voor het begin van de bezoektijd. Bij het binnenkomen van de zaal zag ik aan haar gezichtdat ze meer wist. Ze vroeg me om de gordijnen om haar bed te sluiten zodat we wat meer privacy hadden.

”Martien, kom even op bed zitten voordat de jongens komen, want ik wil je eerst vertellen wat de dokter heeft gezegd’

“Wat heeft ie gezegd?”

”Ik zal het je vertellen, maar kom eerst dicht bij me zitten, ik wil je heel dicht bij me voelen.”

Het was dus heel erg, begreep ik. Nadat ik het bed wat had laten zakken, schoof ik de gordijnen om het bed dicht, deed mijn colbert uit en ging bij haar zitten. Ze draaide zich half naar me toe en legde haar armen om mijn nek terwijl ze haar hoofd op mijn rechter schouder liet rusten. Zachtjes begon ze te snikken en drukte mij met alle kracht die in haar was tegen zich aan. Ik liet haar begaan en aaide haar liefkozend over haar zachte haren. Na een paar minuten beurde ze haar hoofd op en keek me met haar donkere, betraande ogen aan.

”Het is niet goed met me liefste. De dokter vertelde me dat er een kans is dat er later uitzaaiingen komen en dat er dan niets meer voor me gedaan kan worden. Hij zei dat hij met deze operatie het eind van de mogelijkheden had bereikt.”

De werkelijke betekenis van deze woorden drong toen niet echt tot me door. Natuurlijk, ik begreep heel goed dat haar toestand zeer ernstig was, maar hoe ernstig, zou ik pas veel later beseffen. Ze had haar hoofd weer op mijn schouder laten zakken en zo zaten we heel dicht bij elkaar zonder iets te zeggen, totdat ze haar hoofd voor de tweede keer opbeurde.

"We hoeven ons nu nog geen zorgen te maken, mijn darmen zijn helemaal schoon en ook de lever heeft hij nagekeken, dus op dit moment is alles goed en voor de toekomst hebben we de Heer toch?”


Maar nadat ze dit had gezegd liet ze haar hoofd voor de derde keer op mijn schouder rusten. Ik voelde haar zachtjes schokken en ook voelde ik dat ik een natte plek kreeg op mijn overhemd. Hoewel we heel veel van onze jongens hielden, wilden we eigenlijk dat ze vanavond maar niet zouden komen. Omdat we het zo moeilijk zouden vinden om hen het nieuws te vertellen en ook omdat we alleen wilden zijn, heel dicht bij elkaar.

 ”Liefste, ik ben bang", zei ze met een haperende stem. Ik kon niets terug zeggen, want ik wist dat als ik zou gaan praten ik ook zou moeten huilen. Daarom bleven we gewoon heel dicht bij elkaar zitten. Ondertussen was de zaal volgelopen met bezoekers bij de andere patiënten. Het was zo onwezenlijk. Al die mensen praatten en lachten en hadden plezier. lk kon het niet helpen, maar ik moest denken aan een liedje van Skeeter Davis Waar Fija en ik vaak naar hadden geluisterd: 'Why does the sun keep on shining, Why does the stars glow above?’ Het liedje ging over een liefde

die voorbij was gegaan. Haar vriendje had haar in de steek gelaten. Bij ons was het geheel anders. Wij hielden echt van elkaar en het was in de loop van de jaren alleen maar mooier geworden tussen ons. Maar toch kwam dit lied in mijn gedachten. Aan de ene kant begreep ik dat niet goed, maar aan de andere kant toch ook weer wel. Binnen in mij was het noodweer; storm en duisternis. En de mensen om ons heen, van ons gescheiden door dat dunne gordijn leefden gewoon verder, lachten en maakten grapjes, Alles leek mij zo zinloos en zo verward. Hoe kon het dat mensen om

ons heen gewoon door leefden alsof er niets aan de hand was? Ik voelde pijn en verdriet, maar het meest voelde ik me eenzaam, hoewel ik haar, mijn liefste, in mijn armen hield. Buiten straalden de sterren aan de heldere november hemel, maar die wetenschap gaf me geen romantische gevoelens; ik voelde me hopeloos alleen.

Ik klemde mijn armen om haar heen en deed dat een beetje te stevig. Dat bracht me weer terug in de werkelijkheid.

"Au, je doet me pijn, lieverd, niet zo stevig vast houden. Je vrouwtje is nog een beetje teer na de operatie.”

Ik besefte nu pas dat ik een poosje met gesloten ogen tegen haar aangedrukt had gezeten. Nu deed ik mijn ogen open en keek recht in de hare. Haar ogen waren groot en vochtig, haar hele gezicht was nat van de tranen en toch lachte ze weer naar me.

"Geef even een zakdoek voor mijn tranen en dan moet je gauw het gordijn weer open doen want zo meteen komen de jongens en wie weet wie er nog meer komt. En doe je jasje weer aan want je vrouwtje heeft je hele overhemd benat.”

Ik greep mijn colbert, trok het aan en schoof het gordijn open. Dat was net op tijd want vrijwel meteen erna kwamen onze jongens binnen lopen. Tijdens het bezoekuur merkte niemand iets aan haar. Behalve haar rood behuilde ogen, die moet iedereen wel hebben gezien, maar niemand zei er iets van. Ik denk dat dit kwam omdat Fija oprecht stralend was, en blij zoals altijd. Ze lachte en toonde interesse voor iedereen. Ruim voor het einde van het bezoekuur gaven de jongens het goede voorbeeld om weg te gaan en ook Fija’s broer zei tegen haar moeder dat ze weg moesten gaan zodat Wij nog even samen zouden kunnen zijn. Was dit wellicht toch ingegeven door de sporen in onze ogen...? Ik heb het

nooit gevraagd. Terwijl we zo samen bij elkaar zaten kwam een verpleegster, die natuurlijk wist welke boodschap Fija die middag had gekregen, zeggen dat het goed was als ik wat langer wilde blijven. Dat hoefde ze heus geen twee keer te zeggen. Waar wilde ik liever zijn dan bij haar? En wat wilde zij liever dan mij bij zich te hebben? De drukte van het bezoek had haar moe gemaakt en ze lag op haar rug in de kussens. Ik sloot het gordijn om haar bed weer; in dat kleine knusse wereldje waren we zo dicht bij elkaar.

We hielden elkaars hand vast en hadden eigenlijk verder niets nodig. Woorden waren overbodig, zomaar dicht bij elkaar zijn was voldoende. Een bloemlezing van alle lieve woorden uit alle talen van de hele wereld zouden ontoereikend zijn geweest om onder woorden te brengen wat we juist toen voor elkaar voelden.

Alleen de stilte was in staat om onze diepste gevoelens naar elkaar over te brengen. Het was na het bezoekuur heerlijk rustig geworden op de kamer. Lopende patiënten waren naar het restaurant of naar de rookkamer gegaan en de enige overgebleven npatiënt had kennelijk geen trek in TV kijken zodat het heel stil was om ons heen. Op de gang liepen verpleegsters heen en weer en dat was het enige geluid dat we hoorden. Heel lang hebben we zo bij elkaar gezeten.

“Laten we nog samen bidden, want ik ben bang voor de komende nacht, dan ben ik zo alleen. Kon je maar bij me blijven dan zou het gemakkelijker zijn. O lieverd, ik hou zo van je en ik moet er niet aan denken dat ik je .... "

Hier stokte haar stem en klemde ze haar lippen op elkaar. Ze kneep haar ogen plotseling stijf dicht en daardoor liepen er twee dikke tranen over haar wangen. Ook ik moest er niet aan denken dat ons grote geluk op een einde liep.

“lk ben zo bezorgd voor jou, mijn liefste", en toen met een heel dun lachje, "Ie bent zo’n stuntel .... en daarom hoop ik dat ik weer gauw het ziekenhuis uit mag en ik weer voor je kan zorgen”

Het was al ver over tienen en het werd tijd voor mij om naar huis te gaan. Alle patiënten waren intussen weer terug op de zaal. We baden samen en droegen elkaar op aan de Heer.

“lk zwaai niet naar je hoor als je bij de deur bent, want dan ga ik huilen. lk blijf zo liggen als ik nu lig, met mijn gezicht naar het raam dan kan ik net de sterren zien."

Achter het stuur op weg naar huis bedacht ik wat een geweldige vrouw de Heer aan mij had gegeven. Ze was voor onze jongens zo gewoon geweest. Opgewekt en vrolijk en het was niet gemaakt geweest. Het was echt! Ze had hen heel ontspannen verteld wat de dokter haar die middag had gezegd. Dat er inderdaad een mogelijkheid was dat er in de toekomst uitzaaiingen konden komen.

Maar ze had het zo verteld als alleen zij dat maar kon doen. De nadruk lag op de geslaagde operatie waarbij een deel van de dikke darm was weggenomen en niet op de mogelijkheid dat de ziekte op een andere plaats terug zou kunnen komen. Het meest van alles had ze benadrukt dat de Heer altijd het laatste woord heeft en er niets buiten Hem om gaat. Onze jongens wisten precies genoeg om te weten hoe ernstig haar situatie was zonder hen te belasten met teveel vermoedens voor wat betreft de toekomst.


lk was werkelijk rijk met Fija. Maar als ik dan dacht: 'voor hoe lang nog?', kwamen de tranen in mijn ogen. Daarin zag ik, in het schijnsel van de straatverlichting, alle kleuren van de regenboog.


Rust

Tegen elven thuisgekomen, moest ik onze hond nog uitlaten. Nooit zal ik die avond vergeten. Het vroor dat het kraakte en daardoor was er een prachtige heldere sterrenhemel. De sterren straalden door de heldere atmosfeer en het leken er veel meer dan anders. Ik weet niet hoe lang ik in die kou buiten heb gelopen; er gingen zoveel gedachten door me heen. Het was in ieder geval ver na twaalven voor ik weer thuis was.


Die avond moest ik denken aan die oudere Vrouw die Fija en ik eens hadden ontmoet. Zij was weduwe, maar toen haar man nog leefde had ze de Heer gevraagd om haar man maar het eerst thuis te halen omdat zij bang was dat hij het alleen zijn niet aan zou kunnen. Haar gebed werd verhoord, haar man werd op een morgen niet meer wakker. Toen ze hem die morgen zo naast zich in bed vond was ze meteen bij het bed neergeknield en had ze de Heer gedankt voor de verhoring van haar gebed. Nadat deze vrouw mij dat verteld had, heb ik er vaak over nagedacht hoe erg het zou zijn om helemaal alleen te moeten zijn op je sterfbed. En dan misschien ook nog in een ziekenhuis. Niet eens iemand die de hele dag bij je kan zijn. Wat een verschrikkelijke eenzaamheid. Vooral als de kinderen hun gezinnen en hun eigen verantwoordelijkheden hebben en als ze ver weg wonen. Fija en ik rekenden er altijd op dat de Heer heel spoedig zou terugkomen en

we zouden worden opgenomen om Hem tegemoet te gaan in de lucht, maar op een dag - het was nadat onze drie jongens waren getrouwd en we weer samen waren - heb ik de Heer gevraagd om Fija mij voor te laten gaan als we zouden moeten overlijden voor Hij terug zou komen, zodat ik voor haar zou kunnen zorgen.


En nu liep ik daar, in de vrieskou. Zoveel gedachten gingen door me heen. Die avond heb ik daar buiten in het park heel wat gebeden.

"Heer ik heb u gevraagd om, als we de opname niet zouden mee voor haar zou kunnen zorgen. Maar ik bedoelde niet dat U haar nu al thuis moest halen! Heer, alstublieft laat haar toch bij   blijven want ik kan niet zonder haar."

lk smeekte en was soms bijna radeloos. Wat moest ik zonder haar? Zij was alles voor me. Ja, ik wist dat zij naar de Heer Jezus zou gaan en dat ik haar daar weer terug zou zien als mijn tijd zou komen. Maar wat had ik daar nu aan? Het leven leek me uitzichtloos. Ik zonder Fija, dat kon gewoonweg niet. Wij waren niet meer die twee personen die in één huis woonden uit de eerste jaren van ons huwelijk; wij waren één geworden, de Heer had ons in Zijn genade één gemaakt. We hadden elkaar zo hard nodig in het geven van liefde aan elkaar. Die avond buiten in de vrieskou bad

ik niet alleen, maar ook kwamen allerlei gedachten uit het verleden naar boven.


Ik dacht eraan dat, wanneer Fija en ik ergens waren waar weinig of geen buitenverlichting was, dat ze dan voor het slapen gaan altijd even naar de sterren ging kijken omdat ze dan vaak zo goed zichtbaar waren. Ik deed het die avond vele malen. Maar het maakte me in het begin alleen maar verdrietiger. Ik zou misschien nooit meer met haar verbaasd zijn over de pracht van de sterrenhemel. Een leven zonder haar kon ik me niet indenken. Ik dacht weer aan Skeeter Davis' ’Why does the sun keep on shining? Why does the stars glow above? Don’t they know this is the end of the world?’ Alles was zo somber en ik zag geen uitweg. En hoe meer ik erover nadacht hoe triester en hopelozer ik mezelf voelde. Voor mij zou het heengaan van Fija het einde van mijn wereld betekenen. O, wat moest ik nog veel leren.


En wat was de Heer goed voor mij in zijn genade, want plotseling schoten Fija's laatste woorden van die avond me weer te binnen:

”Ik blijf zo liggen met mijn gezicht naar het raam dan kan ik net de sterren zien.”

Ze wilde de sterren zien, ze was wat dat betreft niet veranderd. Misschien keek ze vanuit haar bed naar dezelfde sterren als waar ik nu naar keek. Ik voelde me door deze gedachte heel dicht bij haar. En dat maakte een snoer van gedachten die mij boven de omstandigheden uit tilden.

Uw wil geschiedde

Plotseling dacht ik aan het Bijbelgedeelte waar staat dat God alle sterren bij name kent; dat gaf mij die nacht een bijzondere troost en kracht. Hij, die grote God, de Schepper van dat machtige universum, is mijn Vader door het geloof in de Heer Jezus. Het leek wel of ik op dat moment werd overspoeld met Zijn liefde. Het veranderde de inhoud van mijn gebed plotseling en compleet. Ik kan het me nog bijna woordelijk herinneren:


"Vader, U zorgt voor mij, dat weet ik en ik wil U vertrouwen. Vertrouwen dat U er altijd voor me bent. lk vertrouw U, de grote God die het getal der sterren bepaalt en hun plaats kent. O grote God, U kent mij ook en U kent Fija, U zult voor Fija en ook voor

mij zorgen. Vader, ik wil de woorden van de Heer Jezus gebruiken: Uw wil geschiede. lk geef Fija helemaal over in Uw handen, doe met haar en met mij wat U het beste vindt. Amen. "

Hierop ontving ik zo’n grote vrede in mijn hart, die ik eigenlijk nooit meer ben kwijt geraakt. Als ik zeg: 'Nooit meer', dan is dat eigenlijk niet helemaal juist, of eigenlijk toch ook wel. Nooit meer 'helemaal' soms wel ’gedeeltelijk’. Soms was die rust en vrede veel minder. Dat kwam dan omdat ik zelf weer de touwtjes in handen wilde nemen en er van het 'Uw wil geschiede' van deze bijzondere avond weinig of niets meer over was. Steeds weer als de vrede en de rust verflauwde en dat was alleen door Zijn genade gelukkig niet zo vaak, dan bracht Hij me steeds weer op één of andere

manier te binnen dat ik niet meer leefde uit het principe dat ik op die bewuste avond in november had ontdekt: niet mijn wil, maar de uwe geschiede. Tot op de dag van vandaag kan ik niet anders dan de Heer elke dag danken voor die rust en vrede, die alleen Hij kan geven. De Heer jezus heeft een keer gezegd:

“Vrede Iaat ik u, Mijn vrede geef Ik u, niet zoals de wereld die geeft, geef Ik u.”

Dat is wat er die avond gebeurde, de omstandigheden bleven hetzelfde, maar ik mocht Zijn vrede ervaren. Zijn boven alle menselijk begrip uitgaande vrede. Vrede die alle verstand te boven gaat.

De volgende middag na het bezoekuur nadat alle andere bezoekers waren vertrokken en we nog even samen waren, vertelde Fija mij dat zij de vorige nacht heel slecht had kunnen slapen. Ze had eerst een hele tijd naar buiten, naar de sterren liggen kijken. Later was ze uit bed gegleden en had ze het gordijn zachtjes opengeschoven; voorzichtig zodat de andere patiënten niet wakker werden. Op de rand van haar bed had ze misschien Wel een uur naar de sterren zitten kijken en met de Heer gesproken. Het maakte enorm diepe indruk op ons beiden dat we samen gelijktijdig vrijwel dezelfde ervaring hadden gehad en we beiden vrijwel hetzelfde tegen de Heer Jezus hadden gezegd: "Uw wil geschiede”.

Ze vertelde dat ze, nadat ze dit had gezegd, weer het bed in was gegaan en dat ze de rest van de nacht heerlijk rustig had geslapen. Ik wilde wel dat deze les me altijd bij zou blijven. Zelfs als alle ’vastigheden' alleen maar als los zand blijken te zijn, is ’overgave aan de Heer' de enige reactie die ware vrede geeft. Fija en ik hebben in de loop van de tijd steeds weer opnieuw mogen ervaren dat de Heer alle rust en vrede geeft als we alles maar in Zijn handen laten rusten. En toch was het voor mij ook heel moeilijk bij tijd en wijle. Door de diepte heen moest ik leren op Hem te vertrouwen en mijzelf zonder reserve aan Hem over te geven