6 ...toen neigde Hij zich tot mij en hoorde mijn hulpgeroep
Verdere ontwikkelingen.
Ongeveer drie weken nadat we die nieuwe matras hadden aangeschaft, kwam de pijn in grotere hevigheid terug en besloten we om nog eens een bezoek aan onze huisarts te brengen. Zij kon niets afwijkends aan Fija’s rug ontdekken en stuurde haar daarom door naar het ziekenhuis.
Dat zij daar onmiddellijk terecht kon had ons misschien iets moeten zeggen. Er werden röntgenfoto’s van haar borst gemaakt en een scan van haar hele romp. Daarna moesten we weer terug naar de specialist. Die vertelde ons dat aan haar rug geen afwijking te vinden was die de pijn kon veroorzaken. Hij sprak via de telefoon even met de chirurg die Fija vijf maanden tevoren had geopereerd en stuurde ons door naar zijn afdeling.
"Zag je hoe de dokter keek toen hij vertelde dat er niets aan mijn rug mankeerde?", vroeg ze me terwijl we naar de andere afdeling in het ziekenhuis liepen.
"Nee, ik zag niets bijzonders aan hem."
"Nou, hij keek naar me alsof hij dacht: 'ach mevrouwtje toch…”
"Ik zag niets aan hem, echt niet.”
"Jawel, ik zag dat hij niet goed raad wist met zijn houding.”
We liepen zwijgend verder tot ze de stilte weer verbrak:
"Martien", fluisterde ze zo zachtjes dat ik haar amper kon verstaan, "ik denk dat het heel erg is met me. Ik ben een beetje bang voor wat de chirurg gaat zeggen, net nu we naar Marcus en Anneke willen gaan.”
Onze tweede zoon Marcus woont met zijn gezinnetje in Tienhoven, bij Utrecht en was die dag jarig. We zouden er die avond heen gaan maar door alle bezigheden van deze dag, eerst bij de huisarts en later in het ziekenhuis, was me dat helemaal ontschoten.
Bij de afdeling chirurgie aangekomen ging de assistente ons voor door de gang en liet ons binnen in een behandelkamer. Ze verzocht ons om daar even op de dokter te wachten. Het duurde nogal een tijd voor hij kwam en ik begon te denken dat hij het moeilijk vond om ons te informeren over Fija's toestand. Eindelijk
kwam hij binnen en zei dat hij wat laat was omdat hij eerst een paar foto’s had moeten bekijken.
"Mevrouw Stam, de pijn in uw rug wordt niet veroorzaakt door iets in uw rug, maar deze pijnen komen in feite van uw lever, De lever is aangetast en dat veroorzaakt de pijn.”
"Is daar iets aan te doen?"
“Aan de pijn? Jazeker, We zullen alles doen om de pijn te bestrijden en daar zijn we hier ook tamelijk goed in. Maakt u zich daar maar geen zorgen over."
”Ik bedoel, is er iets aan de lever te doen? Kan ik een nieuwe lever krijgen?”
"Nee, mevrouw, ik heb jarenlang niets anders gedaan dan levertransplantaties in het ziekenhuis in Groningen. Technisch is het allemaal heel goed mogelijk, maar bij u kunnen we het eenvoudig niet doen omdat een nieuwe lever ook weer aangetast zal worden. Er is echt niets wat we er aan kunnen doen, maar we laten u echt niet aan uw lot over. U krijgt van mij een recept voor pijnstillers, als u die inneemt bent u vanavond van de pijn af. En u mag zo meteen bij mijn assistente een afspraak maken voor volgende
week. Als u hier even wilt blijven zitten mag dat best; ik zal de assistente vragen om u even een kop koffie te brengen.”
”]a, als ik een aangetaste lever heb, kan ik ook wel koffie drinken", zei ze ondanks de zeer ernstige toestand toch nog met een vleugje cynische humor in haar stem.
Nadat de dokter was weggegaan, stond ze op van haar stoel en kwam op me toe gelopen. Ze ging op mijn knie zitten, sloeg haar armen om me heen en legde haar hoofd op mijn schouder, zodat ik haar wang tegen de mijne voelde.
"Lieverd, hoe moet het straks met jou als je alleen achterblijft?"
”Liefje, zover is het nog niet; maak jij je daar maar geen zorgen over dat komt later wel."
“Je lever is heel belangrijk hoor, als die het opgeeft kun je niet verder leven, dat weet je toch wel?"
Ik kon haar alleen maar vasthouden. lk had geen woorden meer. We zaten een hele tijd heel stil en heel dicht bij elkaar. lk moest onwillekeurig denken aan de tijd dat we nog verkering hadden.
Dan zaten we bij haar ouders vaak achter de schuur, op een omgekeerde teil. Dan zat ze soms ook zo op mijn schoot. Maar toen stonden we nog voor ons leven en nu ...... Ik kon het niet geloven. We waren zeven maanden geleden eenendertig jaar getrouwd; Waar was al die tijd, tussen dat begin en nu, toch eigenlijk gebleven. Ik dacht aan een lied van Henk Elsink dat hij schreef nadat zijn vader was gestorven: "Het Was veel te kort...” Ik rook de geur van haar haren en voelde haar armen om me heen. Dat was allemaal zo vertrouwd geworden in al die jaren en nu zou dat allemaal al weer bijna over zijn? Nee, dit was onwerkelijk. lk voelde haar handen die me zo stevig vast hielden. Dit had ik zo vaak gevoeld maar nog nooit eerder had ik het zo intens ervaren als op dat moment. Maar ik voelde ook warm vocht langs mijn wangen lopen; haar en mijn tranen die zich vermengden. Alles bijna voorbij! lk voelde me zo verschrikkelijk hulpeloos en totaal ongeschikt om haar te troosten. Hoe zou ik het kunnen?
De assistente kwam binnen met de koffie. Ze was ongeveer onze leeftijd of iets ouder.
"Een herintredende moeder", dacht ik en ik wist niet waarom die gedachte bij me opkwam, zo absurd, haast surrealistisch. Ze zette de koffie op een tafeltje, en bleef een poosje bij ons staan; ze keek op Fija neer en aaide even over haar haren waarna ze zonder verder iets te zeggen wegliep en ons alleen liet.
We dronken onze koffie op; het was een beetje onhandig, koffie drinken terwijl ze op mijn knie zat. Maar we dachten er niet aan om ieder op een stoel te gaan zitten. Nadat we onze kopjes leeg hadden gedronken zette ik ze op het kleine tafeltje dat vlak naast ons stond en daarna sloeg Fija haar armen weer om me heen. Ik weet niet hoe lang we daarna zo dicht bij elkaar hebben gezeten; ik wilde dat het nooit meer zou ophouden. lk wilde haar vast blijven houden maar echt vasthouden was onmogelijk. Er ging een vreselijke gedachte door me heen: ”]e kunt haar wel vasthouden maar uiteindelijk zal ze wegslippen uit je armen; de dood kun je niet tegenhouden.”
Op dat moment liet ze me plotseling los, gleed van mijn knie af en liep naar de deur:
”Kom, we moeten hier weg, de dokter heeft dit kamertje weer nodig voor andere patiënten en we moeten ook nog naar Marcus.”
Terwijl ze nog bij me op schoot zat was ik bijna hardop in huilen uitgebarsten, maar haar woorden en de vlotte beweging waarmee ze naar de deur liep waren voldoende om mijzelf weer bij elkaar te grabbelen, waardoor ik haar niet behoefde te belasten met mijn verdriet.
Nadat we bij de assistente een afspraak voor de volgende week hadden gemaakt, liepen we naar buiten. Zonder veel te praten reden we eerst even naar huis om ons om te kleden en daarna richting Utrecht. We zaten beiden in gedachten. Na verloop van tijd verbrak Fija de stilte: "We zeggen nog niks tegen de jongens
hoor, dat doen we morgen of zo wel."
Maar dat lukte niet, er werd gevraagd hoe het ging en dat was aanleiding om de toestand zoals die nu was maar met hen te bespreken. Het was natuurlijk een hele schok voor onze jongens die alle drie zo aan haar gehecht waren.
Einde van de reis .... ?
De volgende morgen ging ik onze camper schoonmaken. Aan de wand had Fija van spijkerstof een opbergzak gemaakt met allerlei vakjes. Smalle om pennen in te doen en wat grotere voor scheer-
spullen en tandpasta. Er was ook een vak waarin ze haar dagboek bewaarde. Ze schreef er alleen in als we op weg waren. Ik nam het uit het opberg vak en sloeg het open bij de laatst beschreven bladzijden. De laatste regels luidden: 'In de vroege morgen van 29 februari, om een uur of vier thuis gekomen. Einde van de reis'.
Kennelijk had ze dat na onze thuiskomst opgeschreven en daarna het boek weer op z’n plaats opgeborgen.
Ik schrok toen ik deze zinnen las en werd weer net zo onrustig als gisteren in het ziekenhuis. Waren dit zinnen met een verstrekkender betekenis dan het feit waar ze op sloegen? Ik bleef met het boek in mijn handen voor me uit zitten staren totdat ik in mijn gedachten gestoord werd door naderende voetstappen. Eigenlijk is het niet goed gezegd, ik werd niet in mijn gedachten gestoord want ik dacht aan niets, ik zat alleen maar wezenloos voor me uit te kijken. lk weet echt niet wat er toen in me om ging, maar toen ik haar
voetstappen hoorde schrok ik op, stopte haar dagboek gauw weg en deed alsof ik bezig was iets in de bovenkast op te ruimen. De deur ging open en Fija stak haar hoofd naar binnen. "Kom je, we gaan eten, ik heb alles klaar.”
Terwijl ik achter haar aan naar binnen liep, hoorde ik nog de echo in mijn hoofd: ’Einde van de reis.'
Heel zachtjes liep ik de trap op om naar onze slaapkamer te gaan waar Fija na het middageten wat was gaan rusten. Kennelijk sliep ze niet meer want toen ik de deur voorzichtig opende riep ze, nog voordat de deur helemaal open was, dat ze wakker was en ik binnen kon komen. Ze lag op haar rug op bed en haar Bijbel lag met het kaft naar boven opengeslagen op mijn hoofdkussen.
"Hoe gaat het schat?"
”Goed, ik ben lekker uitgerust. Ik heb wat gebeden en nu had ik net mijn Bijbel gepakt en lag ik wat te lezen.”
“Zal ik je dan maar alleen laten en weer naar beneden gaan?"
”]a; of nee blijf maar bij me, ik bedoel, ik ga met je mee naar beneden."
Ik moest even lachen om deze ’volzin’.
"Wat sta je daar te lachen?", vroeg ze terwijl ze haar jurk aantrok.
"Ik vroeg me af wat je bedoelde, Ik begrijp je wel, maar je vroeg me om minstens drie tegengestelde dingen tegelijkertijd te doen."
“Je kent me gelukkig goed genoeg om te weten wat ik bedoel ook al zegt jouw vrouwtje zulke domme dingen.”
Terwijl ze naar de douche liep om even haar tanden te poetsen en haar haren te kammen bedacht ik hoe een bepaalde zin, die in normale omstandigheden voorbijgaat zonder indruk achter te laten, in de situatie waarin we nu verkeerden zo iets pijnlijks kan losmaken.
"Je kent me gelukkig goed genoeg", die woorden deden me den
ken aan de jaren die we nu bij elkaar waren. Ja ik had haar in al
die jaren zo leren kennen dat ik haar kon begrijpen zonder dat ze iets zei. Een blik was vaak voldoende. En dat was wederzijds. Maar nu dacht ik er meteen achteraan dat 'al die jaren' bijna ten einde liepen als er geen wonder zou gebeuren. Ik bleef even bovenaan de trap op haar staan wachten om samen met haar naar beneden te gaan. Beneden in de woonkamer gekomen liep ze naar haar stoel, ging zitten en sloeg meteen haar Bijbel open die ze mee naar beneden had genomen.
"Moet je horen wat ik straks las, net voordat jij de deur open deed.”
Ze las, Ik heb de HERE lang verwacht en Hij heeft Zich tot mij geneigd en mijn geroep gehoord.
”We roepen wel niet zo hard Martien, maar hier staat het toch dat de Heer ons hoort. Veel is onzeker maar een ding is wel zeker: Hij hoort ons en weet ook wat het beste is voor ons; voor jou en ook voor mij,”
Ik ging op mijn knieën voor haar op de grond zitten, legde mijn hoofd in haar schoot en sloeg mijn armen om haar heen. Ze nam daarop mijn hoofd in haar handen en dwong me om haar aan te kijken. Ik zag haar ernstig kijkende, maar toch zo rustig en vredig stralende ogen. Wat was ze toch een bijzondere vrouw. Ze was dodelijk ziek en geen moment was ze haar innerlijke vrede kwijt geweest tot nu toe. O ja, we hadden samen meerdere keren gehuild en ze kon soms heel ernstig zijn. Ernstig is niet echt het goede Woord, soms proefde ik iets van teleurstelling. Ja, dat was het: teleurstelling dat ze deze weg moest gaan en ze liever bij me bleef. Aan de andere kant was haar liefde tot de Heer Jezus er alleen maar groter op geworden en ze wist dat Zijn weg altijd de beste voor ons beiden zou zijn. Ze was altijd al een groot voor beeld voor me geweest maar nu had ik soms het gevoel dat ik als het ware bij haar achter bleef. Alsof het heilige grond was waarop zij alleen verder moest gaan en die ik nu nog niet mocht betreden. Wellicht later, als mijn leven in een dergelijke fase zou komen. Ik kon nu alleen maar “vanaf de stoep' haar proberen te begeleiden
en aan te moedigen op de weg die zij had te gaan. Aanmoedigen? Wat een gek woord in deze situatie. Nee, zelfs dat kon ik nog niet eens. Hoe zou ik haar kunnen aanmoedigen als ik zelf niet wist hoe deze weg te gaan? lk kon er alleen maar zijn. Voor haar. Geestelijk gesproken was dit een weg die zij alleen leek te moeten gaan maar het vreemde was dat ik aan de andere kant nog nooit zo dicht bij haar was geweest als juist nu in deze moeilijke tijd. Ja het klinkt verward, aan de ene kant kon ik me onmogelijk inleven in haar situatie die naar de mens gesproken uit zou lopen op haar heengaan; en dan moest ik gewoon van verre blijven staan. Daarin voelde ik enige -met nadruk op ’enige'- verwantschap met de vrienden van Job op die eerste dag dat zij hem in zijn vreselijke ziekte zagen. Dit is alles zo onwerkelijk, je voelt jezelf een toeschouwer, maar dan een toeschouwer die totaal niet kan geloven wat hij ziet. Aan de andere kant leefden we toen samen zo intens, zoals we dat in de jaren die we bij elkaar waren nooit zó hadden beleefd; zulke momenten van geluk hadden we juist in die tijd. Het simpel bij elkaar zitten en naar elkaar kijken, zonder een woord te spreken, gaf ons zoveel geluk en tevredenheid. Elke minuut van de dag werd een belevenis op zich, door alleen maar bij elkaar te zijn. Hierin Zag ik ons soms als de twee geliefden uit het boek Hooglied. We waren verliefd geworden op het eerste gezicht toen we nog net tieners waren. Die verliefdheid was nooit helemaal weggeweest, hoewel er in de eerste jaren wel een verkoeling was opgetreden. Maar door de genade van de Heer was deze periode beperkt gebleven. Hij had ervoor gezorgd dat de afgelopen zevenentwintig jaar de verliefdheid deel was blijven uitmaken van elke dag. Fija zei me vaak dat ze verliefd op me was vanaf dat ze me voor het eerst zag en dat die verliefdheid nooit echt was weggeweest, maar dat ze later ook van me was gaan houden. Dat bracht onze verhouding precies onder woorden, want dit gold voor ons beiden.
“Waar denk je aan?"
"Dat ik verliefd ben op je en dat ik zo veel van je hou. Ik dacht er aan hoe gelukkig we samen zijn en ik wil altijd voor je zorgen.”
"lk hou ook zo van jou en ik wil altijd bij je blijven. Altijd.”
Dat was voldoende om samen weer wat te huilen. Want dat was nu net wat ons zo'n pijn deed, de edachte dat we elkaar straks los zouden moeten laten.
Nieuwe mogelijkheden?
Na een poosje stond ik op en liep naar de keuken om een kopje cacao klaar te maken. Na haar kopje koffie in het ziekenhuis hadden we besloten om toch aan het dieet vast te blijven houden. Terwijl we ons kopje cacao dronken schoot me te binnen waarom ik eigenlijk naar boven, naar onze slaapkamer was gegaan. Terwijl Fija op bed lag, had ik zitten lezen in een brochure over kanker en alternatieve behandelingsmethoden. Het ging over een ziekenhuis in Tijuana, Mexico. Daar had men dertig jaar ervaring met het bestrijden van kanker door middel van gezond voedsel en het gebruik van Laetrile. Zij gebruikten heel hoge doseringen. Niet de 150 mg. per dag die ze nu kreeg, maar in sommige gevallen zelfs tot twaalf gram per dag. Ik liet haar het boekje zien en vertelde haar wat ik had gelezen en dat ik informatie wilde inwinnen over dat ziekenhuis en de methoden die er gebruikt werden en of die hier in Europa ook bekend zouden zijn. Fija vond dat goed en dus belde ik die avond onze vriend Bill Fikse in Californië op en vroeg hem om het een en ander voor me na te gaan. Door het tijdsverschil van negen uur had hij bijna nog een dag voor zich om het een en ander uit te zoeken. Ik vertelde hem dat hij te allen tijde kon bellen, ook al zouden we al op bed liggen. Dat gebeurde ook: het was bij ons drie uur in de nacht toen hij terugbelde. Hij vertelde dat het ziekenhuis er nog steeds stond en dat hij dr. Contreras, de directeur van het ziekenhuis, persoonlijk had gesproken en dat deze wilde zien of hij eventueel wat voor Fija kon doen. Daartoe moes-
ten we al Fija’s medische gegevens van het ziekenhuis opsturen De volgende ochtend ging ik om half negen al naar het ziekenhuis en daar kregen we alle medewerking van de chirurg, die zijn secretaresse opdracht gaf om al Fija’s gegevens in het Engels te vertalen en uit te printen zodat ik het 's middags kon afhalen. Aan
het eind van de middag faxte ik al deze gegevens naar Mexico, Waar het door het tijdsverschil klaar lag toen bij hen de werkdag begon. De volgende morgen was er al antwoord. Dr. Contreras liet ons per fax zijn visie op Fija's situatie weten:
”Wanneer kanker in de dikke darm metastasen produceert naar de lever moet de situatie als zeer ernstig worden beschouwd. De gemiddelde levensduur ligt dan nog tussen de 150 en 200 dagen. Ik ben nu meer dan dertig jaar werkzaam als oncoloog. De enige manier om de levensverwachting en de kwaliteit van het leven te verbeteren is naar ons inzicht door gebruik te maken van een procedure die we hier hebben ontwikkeld. We brengen hiertoe een katheter in een ader direct naar de lever en geven hierdoor
Laetrile en een milde chemo, 5FU. Daartoe hebben we mevrouw Stam hier nodig voor twee tot drie weken.”
Ik vergeet nooit die zaterdagmorgen toen we dit bericht in de fax vonden. Fija vroeg me of we naar Mexico konden gaan. lk zei haar dat ik met haar naar de maan wilde gaan als dat enige kans op herstel zou geven.
Ze belde het eerst onze oudste zoon Peter, om het hem te vertellen.
"Papa zegt dat We naar Mexico gaan, hoe vind je dat? Fijn he?"
Haar stem klonk zo hoopvol toen ze het hem vertelde.
"Als jullie naar Mexico gaan dan betaal ik de reis voor jullie", was
zijn antwoord.
Ja, toen moest er plotseling een heleboel geregeld worden. De vrouw van onze oudste zoon, Nicole, regelde voor de volgende maandagmorgen twee plaatsen in een United Airlines vlucht via Washington DC naar Los Angeles, Daarna stuurde ik een fax naar Mexico met het bericht dat we de volgende woensdag daar hoopten te arriveren. Ik belde ook naar het ziekenhuis in Eindhoven om de chirurg te zeggen dat we niet op het spreekuur zouden komen in verband met ons besluit om naar Mexico te gaan.
Daarna was onze huisarts aan de beurt om haar te vertellen wat we gingen doen en te vragen om wat extra pijnstillers voor Fija voor het geval dat ze tijdens het lange stilzitten in het vliegtuig misschien weer pijn zou krijgen. Onze eigen dokter had geen dienst en daarom kwam er een vervanger. Hij zei tegen Fija dat ze
misschien nog een ’tweede kans' kreeg 'net als die koning uit de Bijbel die er ook nog vijftien jaar bij kreeg’.
Zondagmorgen gingen we naar de samenkomst en daar begon een broeder ook over die koning Hizkia wiens leven verlengd werd. In de middagsamenkomst was er een andere broeder die vertelde dat ze de geschiedenis van ...... ja van Hizkia aan tafel hadden gelezen en dat wilde hij als een bemoediging doorgeven.
Zondagmiddag kwamen onze zonen met hun vrouwen en kinderen, Peter en Nicole, Marcus en Anneke met Tirsa, en Sven en Corine met Marieke en Martijn om ons gedag te zeggen.
Voordat we die maandagmorgen wegreden naar Schiphol kregen we nog een kaart in de bus met een verwijzing erop naar dezelfde geschiedenis van Hizkia. Dat alles bij elkaar gaf ons goede moed. Op het vliegveld kwam Anneke met Tirsa ons uitzwaaien. Met hen en met de broeders die ons naar het vliegveld hadden gebracht, hebben we elkaar aan de Heer opgedragen en zo vertrokken we naar Mexico.
Wonderlijk zoals de Heer alles kan gebruiken in ons leven als we ervoor open staan. In het vliegtuig hadden we een bijzonder lang en indringend gesprek met een Chinese medepassagiere die ook naar Californië reisde. Zij was als inkoopster voor een modehuis op weg naar Los Angeles en we mochten heel uitgebreid met haar over de Heer Jezus praten. Ook nam ze met graagte een Nieuw Testament van ons aan. Fija vertelde met grote vrijmoedigheid over haar ziekte en haar toekomst als ze onverhoopt niet meer
beter zou worden. Dat maakte heel veel indruk op haar, en ik moet zeggen: ook op mij! Misschien was het de enige keer in haar leven dat deze jonge vrouw met deze boodschap in aanraking kwam. De Heer gebruikte Fija's situatie ook nu weer tot Zijn eer. Hij Werd verheerlijkt door haar getuigenis.
Gedurende de reis werd Fija wel steeds meer vermoeid en zwakker, maar de Heer hield haar geheel vrij van pijn en ze hoefde dan ook helemaal geen pijnstillers in te nemen.
De morgen nadat we in Desert Hot Springs waren aangekomen hadden Fija en ik in de tuin tussen de sinaasappelbomen gelopen. Daarna was ze een poosje op bed gaan liggen omdat ze zo moe was en terwijl zij rustte stond ik in het kantoor van onze vriend Bill. Hij had Dr. Contreras aan de lijn in Tijuana in Mexico. Fija werd de volgende dag, woensdag, 's morgens om tien uur in het ziekenhuis verwacht voor een gesprek met de dokter om te kunnen zien wat de eventuele mogelijkheden van behandeling waren. Het werd duidelijk dat Fija opgenomen moest worden. Daar hadden we helemaal niet op gerekend. We hadden verwacht dat we bij andere vrienden, Piet en Lani Verboom en hun dochter Julie die niet zo ver van de
Mexicaanse grens wonen, zouden kunnen logeren en dan dagelijks voor de behandelingen heen en weer zouden kunnen rijden naar het ziekenhuis. Dat bleek dus niet mogelijk te zijn en daardoor werd alles wel een heel stuk duurder. Als er niets extra's bij zou komen zou het alles bij elkaar zo'n $ 15.000,00 gaan kosten .... Daar stond ik dan met een Nederlandse credit card goed voor 5.000,00 gulden, De dollar stond in die tijd gelukkig wel heel erg laag maar 15.000,= 'bucks' was op dat moment altijd nog ongeveer 25.000,=
gulden! Wat konden we anders doen dan ook dit in de handen van de Heer leggen en het van Hem alleen te verwachten? Later, na onze thuiskomst zouden we ontdekken dat we een fax hadden gemist. Net na ons vertrek was er een fax binnengekomen waar in stond dat we bij aankomst in het hospitaal een borgsom moesten storten ter grootte van 50% van de vermoedelijke verpleegkosten. Gelukkig was deze fax niet op tijd binnengekomen. Hadden we hem op tijd ontvangen dan hadden we nooit de moed gehad om te gaan, omdat we niet zeker wisten of de verzekering dit allemaal wel zou betalen.
Die middag reden we alvast naar onze vrienden, Piet en Lanie in Pala, die enkele uren rijden van de Mexicaanse grens wonen, zodat Fija de volgende dag niet zo lang in de auto behoefde te zitten. Dan zou ze ook niet zo vreselijk moe in het ziekenhuis aankomen. De reis Van Desert Hot Springs naar Pala duurde ongeveer vier uur en onderweg kreeg Fija steeds meer pijn. We waren dan ook erg blij toen we er uiteindelijk arriveerden. Het was heel fijn om bij de familie Verboom te zijn. Ze waren een maand of tien eerder bij ons in Eindhoven geweest, en ook in voorliggende jaren hadden we hen regelmatig in Nederland ontmoet. Natuurlijk waren we allemaal enigszins bedrukt vanwege de reden van deze reis. Maar ondanks de ernstige omstandigheden was het een bijzonder fijn weerzien. Die avond hebben we grotendeels zingend doorgebracht waarbij Lanie op de gitaar en de viool speelde. Wat een blijdschap en vreugde hebben we die avond ervaren. We gingen vroeg naar bed. Fija was die avond heel erg moe, maar ze vond het zo fijn om al die liederen te zingen dat ze er tot het einde bij bleef. Die avond had ze wel een pilletje nodig tegen de pijn en had ze een onrustige nacht waarin ze telkens wakker werd. Dat zal ook te maken hebben gehad met de reis naar Mexico en de opname in het ziekenhuis in dat vreemde land. We hadden spannende weken voor de boeg.