hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

20 I live my life in dreams of yesterday

 

Dienst van Woord en gebed.

Het was die 20e augustus, de dag van de begrafenis, prachtig weer; de hele dag scheen de zon en het leek wel alsof de Heer me heel duidelijk wilde maken dat Hij dicht bij me was. Dicht bij mij en dicht bij onze kinderen en hun vrouwen en onze kleinkinderen. 's Morgens om tien uur was de zaal geheel gevuld met familie, vrienden, kennissen, buurtbewoners en chauffeurs. Onze zonen en ik droegen de kist de zaal in en zetten hem neer aan de kant, bij de deur, en niet in het front van de zaal. Dat was naar Fija's gedachten, zij wilde nooit het middelpunt zijn en dus ook nu niet en daar hielden we rekening mee. Ze wilde dat de Heer Jezus alle eer kreeg en Zijn Woord centraal stond. We zongen verschillende liederen waarna er een korte boodschap werd gebracht uit Gods Woord. Onze broeder en goede vriend Gerard Hoddenbagh sprak naar aanleiding van enkele Bijbelteksten die hij niet zo lang geleden bij ons thuis en in het ziekenhuis met Fija en mij had gelezen. Hieronder volgt deze toespraak uitgetypt van de cassetteband


’Martien, toen je ons opbelde om te vertellen dat Fija ontslapen was heb je gezegd: "Er is een zangeres bij in de hemel", en het is geweldig als je dat kunt zeggen. Dat het koor in de hemel aangevuld is met onze zuster Fija Stam, Ik wil u graag iets lezen uit het boek ]ob. Zie God handelt verheven in zijn knecht; wie is een leermeester als Hij? We hebben uit het boek ]ob een aantal gedeelten gelezen en het lijkt wel of Elihu, de schrijver van dit gedeelte uit het boek Job, in ieder geval degene die deze woorden uitspreekt, ons duidelijk wil maken om op God te zien. Tot tweemaal toe hebben we gelezen: Zie, God handelt verheven in zijn kracht. God is groot en wij begrijpen Hem niet. Het is alsof hij ons allemaal wil zeggen: Kijk toch, wie God is. Laat het toch niet in ons hart opkomen dat we misschien denken dat God onrecht zou hebben gedaan; zo is God niet. Verschillende keren hebben we Fija mogen bezoeken en ook Martien, en een van de eerste keren dat we daar waren hebben we natuurlijk ook samen gebeden en heeft Martien gezegd in zijn gebed: God is goed en de weg die God bepaalt is goed en Fija heeft toen ook gevraagd: Bid toch dat die vrede Van God, die alle verstand te boven gaat in ons blijft. Ze wist niet hoe erg het allemaal zou worden; de weg die voor haar lag kende ze toen nog niet. Maar we hebben allemaal, denk ik, gebeden dat die vrede van God bij haar mocht blijven. En natuurlijk zijn daar momenten geweest, en dat hebben ze samen mogen verwerken, dat het moeilijk was. Maar elke keer, door de tranen heen, was daar weer die vrede van God. Ik kan me voorstellen dat er hier zijn -ik heb dat zelf eerlijk gezegd ook gehad- die daarmee worstelen: ’Waarom moest dat allemaal gebeuren?’ Dan houdt het Woord van God ons op de been en geeft ons kracht om te geloven dat God goed is. Een van de gedeelten van het boek ]ob hebben we ook aan het ziekbed van Fija voorgelezen. Nu eens ziet men geen licht, verduisterd als het is door de wolken, dun weer jaagt de wind voorbij en maakt het helder. Het gaat daar om Gods majesteit in de natuur en we weten alle- maal, als we zo naar buiten kijken, hoe dat ineens kan veranderen. De zon wordt bedekt door een donkere wolk en ineens wordt het weer helder. En Elihu heeft dat ook gezegd, denk ik, om duidelijk te maken dat het zo ook gaat in de wegen van God met Zijn kinderen. Nu eens ziet men geen licht, ondoorgrondelijk, de weg die God gaat. Gods verborgen Godsregering. We begrijpen daar niets van. Nu eens ziet men geen licht, verduisterd als het is door de Wolken; wolken misschien wel van twijfel, onmacht. Die Almachtige God, Hij zou toch dingen kunnen veranderen en waarom doet Hij dat dan niet? Dan toch ineens weer .... de wind jaagt het voorbij en het wordt weer licht. En dan zag je dat licht ook op het gezicht van Fija, wij hebben zelf, denk ik, als ik namens mijn vrouw en mij mag spreken, 't meest gehad aan de bezoeken bij Fija en Martien; ze hebben zich dat waarschijnlijk helemaal niet gerealiseerd. Zoals Fija daar lag en die glans, die goudglans Waar we over gelezen hebben, op haar gezicht te zien was. En hoe kwam dat? Dat geheim? God had geschenen in haar hart om haar te verlichten met de kennis van de heerlijkheid van God! En die is te ontdekken in het aangezicht van Jezus Christus, de Zoon van God, die naar de aarde gekomen is; die op het kruis van Golgotha geleden heeft en daar ook voor Fija die prijs heeft betaald waardoor ze mocht weten: mijn zonden zijn vergeven. ’t Is dag geworden, het is licht geworden in mijn hart, in mijn ziel. God heeft ook in de duisternis van haar hart moeten schijnen. Ze was, zoals wij allen, van nature een zondaar, een zondares. Ook zij had genade nodig en zij heeft de Heer Jezus Christus, samen met Martien, leren kennen. En hun leven was nieuw geworden; wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. ’Uit het noorden', hebben we gelezen, 'verschijnt goudglans; God is bedekt met geduchte majesteit.' 'Haar kamer', vertelde Martien, 'lag op het noorden. En wij hebben het daar toen even over gehad en we hebben toen ook uit het raam gekeken. En ik denk dat we mogen zeggen dat God verschenen is in goudglans op haar gelaat, op haar hart, op haar ziel. Hoe dichterbij ze kwam bij het moment van ontslapen, hoe heerlijker God Zich door haar heen kon manifesteren en hoe duidelijker gezien werd dat Jezus Christus in haar hart woonde.  Is dat niet geweldig? En ik hoop dat u allemaal,jong en oud, daar ook deel aan hebt. Waren er dan helemaal geen vragen meer? Waren er dan helemaal geen momenten meer dat alles verduisterd werd door wolken? Hoe moet het nu verder? Fija heeft zich natuurlijk ook zorgen gemaakt over Martien, hij blijft alleen achter. Hoe moet het nu verder met hem? Ze heeft zich zorgen gemaakt over haar kinderen, over de kleinkinderen. Die waren er, die momenten van zorg. En toch, God kon in Zijn genade haar  dan weer door Zijn Woord en Geest die rust en vrede geven in haar hart. Ze heeft zich ook zorgen gemaakt natuurlijk over het evangelisatiewerk onder de chauffeurs. Het zat echt in de lift. Er waren fijne ontwikkelingen. Die oude Renault Trafic die zo lang z'n best had gedaan, was vervangen door een grotere bus die omgebouwd werd, en nu omgebouwd is tot een bus waar je mee kunt reizen. En ze deed het van harte. Het stond zo mooi in de advertentie in het Reformatorisch Dagblad namens het Chauffeurs Evangelisatieteam. Ze sprak over de chauffeurs als 'de jongens van de grote weg'. En ze heeft haar best gedaan om de jongens van de grote weg te benaderen met het evangelie. We hebben gezien op de rouwkaart dat ze daar een traktaatje overhandigde aan een vrachtwagenchauffeur. En ze was geknipt voor dat werk. Ja, hoe moet dat verder? Misschien dat anderen door haar lijden moed vatten om het nog méér te doen, het brengen van het evangelie, en het nog meer te doen dan het al gebeurde. Er zijn hier ongetwijfeld ook chauffeurs aanwezig: Vat moed uit de wijze waarop zij het deed. Neem de fakkel over en laat het zo zijn, dat die goudglans van de heerlijkheid van God die er is in het aangezicht van Jezus Christus ook gezien gaat worden bij chauffeurs die tot bekering komen. En ook bij andere mensen in de omgeving. En Fija, ze heeft er ongetwijfeld ook voor gebeden dat ook dat werk voortgang zou mogen vinden. We hebben gelezen uit 2 Korinthe 4:13. Daar wij nu dezelfde geest van het geloof hebben, dat wil zeggen: dezelfde geloofshouding als de Oudtestamentische gelovigen hadden, die konden zeggen: 'Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken', zo geloven ook wij, daarom spreken wij ook. Niet tegen beter weten in heeft ze daar op bed gelegen, maar ze is doorgegaan met het brengen van dat evangelie. Ook al kon ze misschien aan het eind niet meer praten, niet meer spreken. Daarom spreken wij ook, niet tegen beter weten in! Wij weten, zoals we dat hebben gelezen: Want wij weten, dat als onze aardse tent, waarin wij wonen, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig huts in de hemelen. Een geweldige zekerheid voor al diegenen die geloven. Het houdt niet op met  de dood. Zoals in  de rouwbrief zo mooi staat: Tijdelijk nemen We afscheid van elkaar en we zien elkaar terug. Is dat niet geweldig? Martien, je ziet Fija terug en kinderen, jullie zien Fija terug. Al degenen die werkelijk geloofd hebben in de Heer Jezus, zij zullen Fija terugzien. Maar het heerlijkste is daar zien we Jezus, dat was een van de dingen die ze iedere keer zei en het is ook wat Martien gezegd heeft. Niet in de eerste plaats, 'daar zien wij elkaar’, maar 'daar zien wij Jezus'.

 Maar zullen wij er ook allemaal wel komen? Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, maar hoe worden we daar openbaar en wanneer? Als mensen die geloofd hebben in de Heer Jezus Christus en die daar staan, bekleed met de klederen van het heil. Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? En als de Rechter op  de rechterstoel zit, de Heer Jezus Christus, dan is de Rechter tevens de Redder van allen die in Hem geloofd hebben en dan is er voor hen geen veroordeling als ze voor die rechterstoel staan. Dan zal ons leven weer aan ons voorbijgaan als een film, maar dan zullen wij, als wij geloofd hebben in  de Heer Jezus,  de genade van God alleen maar nog meer roemen dan ooit. Want al die dingen die we verkeerd hebben gedaan in ons leven, die we niet eens in de gaten hadden en die daar openbaar worden, zijn vergeven. Maar als u dan geopenbaard zult worden als iemand die niet geloofd heeft in de Heer Jezus Christus, die niet schuilt achter het bloed van het Lam. Die niet kan zeggen: Mijn zonden zijn Vergeven, dan betekent dat: Voor eeuwig verloren zijn! Dat betekent Fija niet terugzien. Dat betekent ook: De Heer Jezus niet als Redder ontmoeten; als de Heiland die ons sterfelijk lichaam veranderen zal en ons gelijkvormig zal maken aan het lichaam van Zijn heerlijkheid. Maar dan is er alleen maar oordeel. En we weten een klein beetje hoezeer de Heer te vrezen is. Wees niet eigenwijs, zoals we dat gelezen hebben uit het boek Job. Daarom vrezen de mensen Hem, maar' geen der eigenwijzen ziet Hij aan. Ga niet door als u de Heer Jezus Christus niet kent. Ga niet door op die weg, die brede weg die leidt naar het verderf, maar kom dan nu nog tot de Heer Jezus Christus. We weten gelukkig ook dat de liefde van Christus u zoekt; het is niet alleen dat we weten dat God te vrezen is, maar de liefde van Christus dringt ons. Ook mij, nu, om dit tot u te zeggen, ...daar   we tot dit oordeel zijn gekomen, dat Een voor allen gestorven is. Voor elk een, wie dan ook, ...opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en opgewekt. Dan zou ik nu willen zeggen: Kom dan tot Jezus, Hij stierf ook voor u, voor jou. Het is maar één stap tot Jezus, waarom dan niet gedaan? Belijdt uw zonden, de Heiland neemt u aan, de Heer Jezus Christus. Ja, en dan zijn wij toch ook altijd weer gezanten voor Christus, en is het wel alsof God door ons vermaant, smeekt, naar u allen die de Heer Jezus niet kennen.   Wij bidden u voor Christus: Laat u met God verzoenen. Toen de grote veldheer, Alexander de Grote, zijn veldtochten maakte en bij een stad kwam die hij wilde innemen, had hij  de gewoonte om, vlak voordat hij de stad innam een fakkel neer te zetten in de aarde en die aan te steken. Dan liet hij aan de mensen bekend maken: Zolang als de fakkel brandt kunt u naar buiten komen en wordt u genade verleend. Als u in de stad blijft en de fakkel dooft dan betekent het dat u gedood zult worden. Nog is de genadetijd. Die fakkel van Gods liefde en genade brandt nog en God nodigt u uit om tot de Heer Jezus Christus te komen. En ik weet dat zuster Fija niets liever deed dan het evangelie brengen en dus spreek ik in haar geest en in de lijn van haar gedachten als ik nu tot u zeg: Kom tot de Heer Jezus Christus. Wilt u onze zuster Fija terugzien? Kom  dan tot de Heer Jezus Christus. Maar het heerlijkste is, daar, in de hemel, zien wij Jezus. Martien, God zal ook jou genade geven voor de tijd die nu komt. Toen de Heer Jezus in die moeilijke uren aan het kruis hing en voor Hem Johannes stond en Zijn eigen moeder Maria, heeft Hij niet aan Zichzelf gedacht. Hij heeft toen gezegd: Vrouw, zie uw zoon; zoon, zie uw moeder. Op die dag nam Johannes haar op in zijn huis. En ik wil er alleen maar dit mee zeggen: God zorgt, de Heer Jezus Christus zorgt, Hij zorgt ook voor jou. Ook voor de kinderen. Voor Peter en Nicole, voor Marcus en Anneke, Sven en Corine; de kinderen, haar kleinkinderen, de moeder van Fija en alle andere familieleden. Maar ik hoop dat u hier straks allemaal weggaat met  de zekerheid in uw hart dat u  de Heer Jezus Christus kent. Wat moeten we dan doen om Hem te leren kennen? U moet Hem aannemen. Dat is het laatste wat ik wil zeggen. Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te Worden. Hij staat aan de deur en Hij klopt; als iemand Zijn stem hoort en de deur voor Hem opent zal Hij ook bij u binnenkomen. Er moet een gebed komen vanuit uw hart en ik hoop dat dat nu gebeurt bij hen die de Heer Jezus nu nog niet kennen. Dat er vanuit de hunkering van hun ziel, nadat ze gezien hebben hoe een Fija zo heeft geleden, maar dat die goudglans te zien was op haar gelaat. Dat u het bewijs voor u heeft: Daar moet een levende God zijn, dat kan niet anders en dat u daarom zegt, vanuit de hunkering van uw hart, 'Heer jezus, U klopt nu op  dit moment aan mijn hart en ik wil niet wachten. Ik wil u aannemen, U kunt het doen op uw stoel. U kunt het zeggen in uw hart: ‘Heer Jezus wilt U nu bij mij binnenkomen. Laat dan de dood van onze zuster Fija ertoe gediend hebben dat een ander de Heer Jezus Christus leert kennen en  de fakkel om het evangelie uit te dragen, overneemt. Dat iemand zegt: ']a, Heer Jezus, ik wil niet meer voor mijzelf leven, maar ik leef nu voor U die voor mij gestorven bent en weer opgestaan. Geve God jullie de kracht om je vrouw, jullie lieve moeder zo meteen ter aarde te bestellen.


Op de begraafplaats nadat we nog een paar liederen hadden gezongen bracht ik een dankwoord, waarna We met z'n vieren de kist Weer naar buiten droegen. Ik reed met Peter en Nicole mee naar Zeist Waar bij de begraafplaats ook heel veel mensen stonden te wachten om de begrafenisplechtigheid bij te wonen.

We droegen de kist weer met z'n vieren en brachten Fija naar de laatste rustplaats. Daar zetten we de kist neer boven het graf. Onze jongens en ik sloegen de armen om elkaar heen en konden alleen maar wat huilen. In een van de brieven die ik ontving van de familie Waar Fija werkte toen ik haar leerde kennen werd dit aangehaald: 'lk zag Peter huilen, Marcus en Sven zagen dat ook en zij gingen ieder aan een kant van hun oudste broer staan en sloegen hun armen om hem heen. En toen kwam jij, Martien en sloeg jij je armen rondom alle drie je jongens. Ik wilde dat ik kon beeldhouwen, dan zou ik een beeld maken van jullie vieren in die houding en ik zou het noemen: VERDRIET.'

Treffender kon het niet worden gezegd. Ja, we hadden verdriet. Hoe kon het ook anders, hun moeder was niet meer bij ons en dat was zo in en in triest. Ik herinner me dat, toen ik zo bij hen stond, ik dacht aan de woorden van mijn moeder nadat mijn vader was overleden. Ze zei me toen: "Martien jij hebt je vrouw en kinderen, het leven gaat echt weer gewoon verder. Heus, geloof me, het is goed zo en pa is bij de Heer Jezus."

Die troostende Woorden die mijn moeder jaren eerder had uitgesproken, gaven mij deze dag ook troost voor onze jongens. Marcus en Anneke en Sven en Corine hadden hun kind(eren) en Peter en Nicole zouden spoedig hun eerste baby krijgen. Het deed me pijn om te beden1<en dat Fija hun kindje niet meer had 170   kunnen zien. We lieten de kist langzaam in het graf zakken en na de begrafenisplechtigheid was er gelegenheid tot condoleren. Daarna was er een broodmaaltijd waarbij zoveel mensen kwamen dat er inderhaast nog meer brood en koffie moest worden geregeld. Mijn oudste broer Wim, de bakker, zorgde voor alles. Hij had trouwens ook voorgesteld om de Sions kerk in Zeist te gebruiken voor de condoleance. Ik had gedacht aan de aula van de begraafplaats. Maar goed dat ik naar mijn broer had geluisterd. De aula zou veel en veel te klein zijn geweest. De belangstelling was zo overweldigend groot en dat deed ons allemaal heel goed.


Voor 't eerst in 32 jaar alleen

Peter en Nicole brachten me weer terug naar Eindhoven en zij bleven nog een poosje bij me, maar uiteindelijk moesten zij toch weer naar huis en bleef ik alleen achter. Nu begon het zo geheel andere leven. Na al die weken in het ziekenhuis, het verzorgen van mijn liefste, het zo dicht bij haar zijn, het met haar meevoelen en meelijden; na al die maanden, weken en dagen van zorg en hoop en later van intense spanning als haar ademhaling veranderde en na alle gelukkige tijden, die we in het ziekenhuis toch ook meestal samen hadden was nu alleen de eenzaamheid overgebleven. Ik kon bijna niet geloven dat ik inderdaad bijna negen weken dag en nacht bij haar in het ziekenhuis was geweest. Dit was een bijzonder groot voorrecht, dat we beiden als een zegen van God hadden ervaren. Het was genade van God dat we juist in deze tijd zo dicht bij elkaar konden zijn. De leiding van het ziekenhuis was zo goed geweest voor ons, om ons dit voorrecht te geven. Het zou zo heel anders voor haar geweest zijn als ik alleen maar twee keer per dag bij haar op bezoek had mogen komen en ze de rest van de tijd alleen op die kamer had gelegen. Maar door dit alles was de overgang van drukte naar stilte natuurlijk ook intenser. Wat ik die avond heb gedaan? Ik Weet het niet, het leek wel of ik er niet eens was. Zo 'n totale leegte is niet te beschrijven. Wat ik er nog van weet is dat ik, nadat Peter en Nicole weer naar hun huis waren gegaan ik eerst een hele tijd in mijn stoel heb gezeten. Alleen maar voor me uit zitten kijken. Daarna ben ik koffie gaan drinken. Maar “s nachts om drie uur had ik nog steeds geen zin om naar bed te gaan. En toch, aan de andere kant bleef er nog zoveel over om voor te danken. De volgen de dagen was ik het ene moment vol dank en aanbidding voor de Heer Jezus en kon ik Hem hartelijk  danken voor alle jaren die Hij mij samen met Fija had gegeven en een ogenblik later vond ik mezelf zittend in mijn stoel en kon ik alleen maar huilen. Zo vaak heb ik de Heer gevraagd waarom Hij Fija toch had weggenomen. En zo vaak vroeg ik Hem om mij ook maar Thuis te halen En de Heer Jezus begreep mij en mijn verdriet zo goed! Hij gaf altijd meteen weer rust en vrede als ik in mijn nood tot hem riep. Ik kreeg ook heel veel post en dat troostte mij ook. Het is zo fijn als zoveel mensen zo dicht om je heen staan. Ik kreeg van een chauffeuse een kalenderblaadje toegestuurd met daarop de tekst: Wij weten dat indien onze aardse tent wordt afgebroken wij een gebouw van God hebben in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig thuis. Dit was juist de tekst die Fija in het ziekenhuis regelmatig aanhaalde. Een keer zei ze: "Martien, mijn tent wordt afgebroken, dat ga ik steeds meer voelen; wat geweldig dat de Heer een woning voor me heeft.” Er stond een verhaal op dat kalenderblaadje over een orkest dat de 456e symfonie speelde waarbij telkens een muzikant na het spelen van zijn partituur met instrument en al het toneel verliet. De boodschap was duidelijk Fija was klaar met haar ‘partituur', ze mocht weggaan want ze had hier niets meer te doen. Maar als je samen zo intens geniet van het werk dat je mag doen; wanneer het je beider lust en leven is en je samen zo graag door wilt gaan, is het zo moeilijk te begrijpen dat haar werk inderdaad af was. Voor mijn gevoel was dat nog lang niet af, maar voor God kennelijk wel; maar dat is zo’n totaal andere realiteit. Een realiteit die alleen in het licht van de eeuwigheid en van Gods plan in het geloof kan worden aanvaard. Nee, dit kun je niet begrijpen want het verstand wil er niet in mee komen. En ik heb er af en toe nu nog moeite mee om het in het geloof te aanvaarden. Je ziet toch met je eigen ogen dat er nog zoveel te doen is, en we waren toch zo’n goed op elkaar ingesteld koppel? Hoewel ik voor mezelf dan wel enigszins kan geloven dat haar werk kennelijk af was, heb ik me intussen wel voorgenomen om dit argument nooit te gebruiken, mocht ik eens in aanraking komen met anderen in een dergelijke situatie. Nee, ik zal nooit zeggen dat iemand wordt thuisgehaald omdat zijn of haar werk klaar is. Ik zal eerder als de vrienden van Job stil bij de treurende gaan zitten en om te beginnen heel, heel weinig zeggen. Wanneer ik dan uiteindelijk iets ga zeggen, dan zal het altijd over de Heer Jezus zijn. Hij is de enige die werkelijk in ons verdriet kan meelijden en meeleven in de letterlijke betekenis van deze woorden. Hij is de Enige die deze weg werkelijk met ons kan mee wandelen; Hij loopt naast ons. Fija en ik hebben al die tijd heel duidelijk ervaren dat Hij de Trooster is die juist in het lijden en alles wat daar bij komt, zo heel dicht bij ons was met Zijn liefde en ondersteuning. Als ik dit laatste heb gezegd wil ik er meteen aan toevoegen dat ik toch heel erg blij was met dit kalenderblaadje. Het heeft me laten nadenken. En hoewel mijn conclusie is dat ik het persoonlijk wellicht anders zou doen, doet het niets af van de waarheid van deze boodschap. Fija had haar partituur tot de laatste seconde uitgespeeld en ging naar Huis.


De kleinkinderen

De derde dag na de begrafenis loste ik de belofte in, die ik een week of tien eerder, in de tijd dat Fija nog thuis was, aan Tirsa had gedaan. Ze vond het heel fijn dat Opa Woef, want zo noemt ze me vanwege onze hond Anoushka, de hele dag bij haar was. We gingen samen wandelen naar de molen en langs het kanaal. Het was heel fijn dat kleine kwebbelaartje bij me te hebben, maar wat moest ik vaak even mijn hoofd afdraaien en de wind mijn tranen laten afvegen. Ik keek over de polder en de plassen en bij alles wat ik zag of deed moest ik eraan denken dat Fija ook zoveel van het uitzicht over de polder hield. 's Avonds ben ik maar weer naar huis in Eindhoven gegaan. Ik kon het gewoonweg niet opbrengen om daar te blijven slapen. 's Middags had ik even om de hoek van de deur van de logeerkamer gekeken Waar ik met Fija sliep als we in Tienhoven waren. Meteen waren de tranen gekomen; het deed me zo’n pijn, die herinnering aan de keren dat we daar samen zo dicht bij elkaar hadden gelegen en we samen zo gelukkig waren. Het leek wel of er met een mes binnen in me werd gesneden en ik een lichamelijke pijn voelde. Ik wilde ook eigenlijk helemaal alleen zijn met mijn verdriet. De volgende dag, vrijdag, haalde ik Marieke en Martijn op, want ze wilden bij Opa Bus logeren. (ja het is wel wat verwarrend. Omdat Corine's vader een auto heeft is hij Opa Auto en ik heb een bus...) Marieke begreep er niet zo veel van dat oma nu echt weg was. Ja, ze was naar de Heer Jezus toe maar dat was voor haar zo iets onbegrijpelijks. Waarom had ze oma niet kunnen uitzwaaien en waarom was ze zo ineens weg en waarom kwam ze nooit meer terug? Ze begreep dat het definitief was maar wilde er ook niet echt aan. En aan de manier waarop ze met me omging bleek dat ze bang was dat ik ook zomaar plotseling weg zou kunnen gaan. Die avond zaten we met z’n drietjes in de kamer. lk zat wat te lezen en zij zaten aan tafel te kleuren. Zonder erbij na te denken of iets te zeggen ging ik naar boven om hun pyjama’s te halen. Plotseling miste Marieke me en raakte in paniek: ”Opa. opa, Waar ben je?”, gilde ze en Martijn begon van de weeromstuit ook te huilen. Ik rende gauw naar beneden en nam ze allebei in mijn armen. "Hier is opa al weer, ik was even jullie pyjama’s halen."  Ze huilden zo erg dat hun kleine lichaampjes schokten. “Je hoeft niet bang te zijn, opa is toch bij jullie en ik laat jullie echt niet alleen hoor. Ik hou toch van jullie en dan laat ik je toch niet zomaar in de steek?” ”Oma vond Marieke ook lief. Oma is ook weggegaan. Opa moet blijven,” Wat is het moeilijk om aan zo’n vierjarig meisje deze dingen uit te leggen. En toch moet het. Alleen hoe maak je duidelijk dat oma in de hemel is en haar lichaam is begraven. Ik moest denken aan mijn eigen ervaring toen mijn ene oma overleed. Ik was toen net zo oud als Marieke, ook vier jaar. We woonden tegenover de kerk met het kerkhof en daardoor wist ik dat daar mensen werden begraven. Mijn moeder vertelde me heel eenvoudig dat opoe in de hemel was. Dat kon ik niet begrijpen omdat ik wist dat ze begraven was. Maar mijn moeder zei heel eenvoudig dat haar ziel in de hemel was en ze later van God een nieuw lichaam zou krijgen, Dat begreep ik ook niet, maar in de loop van de tijd veranderde dat. En als ik nu terugkijk dan kan ik niet zeggen hoe oud ik was voor ik het me eigen had gemaakt en het realiteit voor me werd. Maar eigenlijk had ik het vanaf de dag dat mijn moeder het me vertelde geaccepteerd ook al begreep ik er toen helemaal niets van. Kinderen behoeven ook niet alles te begrijpen en het is zo belangrijk om geloofswaarheden gewoon aan hen door te geven. De Heer gaat dat op Zijn tijd wel gebruiken. Wanneer ik dit zo vertel kan men verwachten dat ik aan Marieke en Martijn hetzelfde vertelde wat mijn moeder mij toen gezegd had, maar ik kon het niet. Ik heb het naderhand steeds gezien als een gemiste kans. De zaterdag dat Marieke en Martijn bij me waren maakte ik nog iets mee dat mijn bloed bijna deed koken. De elektrische antenne op het dak van de bus was gebroken en we gingen met z'n drietjes een nieuwe spriet kopen. De verkoper legde me uit hoe ik die nieuwe spriet moest inbouwen. ”Het is wat lastig om het alleen te doen, U kunt beter uw vrouw even vragen om u te helpen.” Omdat ik de twee kleintjes bij me had maakte hij de meest voor de hand liggende gevolgtrekking die er was: Ik was of de Vader, of ik was de opa en om dat te worden heb je een vrouw nodig.

"Dat is wat moeilijk want mijn vrouw is tien dagen geleden overleden.”

 ”Vraagt u dan uw vriendin maar, of heeft u nog geen andere vriendin?”

 Als ik gevolg had gegeven aan mijn eerste opwelling  en aan wat ik toen voelde, had ik hem met alle plezier een keiharde knal voor z'n kop gegeven. Hoe kan iemand zoiets zeggen tegen iemand die net z'n geliefde is verloren? Ik was zo onvoorstelbaar gekwetst door deze stomme opmerking dat ik hem met plezier in elkaar had geslagen. Ik verbaasde me over mezelf dat er zulke agressieve gevoelens in mij konden opkomen. Gelukkig hield de Heer mij ook nu vast en kon ik hem vertellen dat mijn vrouw nu bij de Heer Jezus is omdat zij in Hem geloofde en dat ik zeker wist dat ik haar bij de Heer Jezus in de hemel weer terug zou zien.