hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

Naar Limburg

In augustus 1980 kwamen we terug uit de Nederlandse Antillen. We betrokken weer even onze flat die in de tijd dat wij weg waren was onderverhuurd aan een studentenechtpaar van de EBS in Doorn. Dezelfde Bijbelschool waar ik ook had gestudeerd.

Onze avonturen om een huis in Limburg te vinden zijn een apart verhaal. Te lezen onder de knop ‘Stein-Geleen-Sittard’. We bleven tot februari 1981 in onze flat aan de Prinses Margrietlaan in Zeist wonen en verhuisden toen naar Sittard. Anderhalf jaar later werd dat Geleen waar we tot april 1995 bleven wonen en waar onze zonen alledrie binneneen half jaar waren getrouwd zodat we de laatste vier jaar daar met zijn tweeën woonden. In die tijd in Geleen werd onze aandacht getrokken voor evangelisatie onder beroepschauffeurs. Eerst alleen in Nederland (vanaf 1985) en later vanaf 1990 in heel Europa. In 1995 verhuisden we naar Eindhoven.

‘Nadat we uit de Antillen terug naar Nederland kwamen logeerden we een paar weken bij Fija ‘s moeder in Ameide tot de in onze flat wonende studenten een ander onderdak hadden gevonden. Begin September was het, denk ik, dat we weer in onze vertrouwde flat woonden.

We hebben in de tijd dat we wisten dat we weer terug zouden gaan naar Nederland de Heere gevraagd wat we moesten gaan doen. Er kwamen verschillende mogelijkheden op onze weg.

De eerste was een interkerkelijke organisatie die een pastoraal werker zochten. We hebben contact gezocht met het bestuur en een indringend gesprek met elkaar gehad. Het was ons al gauw duidelijk dat we ons daar niet echt thuis konden voelen. Er waren teveel beperkingen voor ons met betrekking tot de uitleg van de Bijbel. Ik ga niet op details in maar het was voor ons te beperkend om goed te kunnen functioneren.

Er was ook een buitenlandse organisatie die diverse geloofsgemeenschappen hadden zonder een voorganger en waar die toch nodig was. Maar ook daar waren er teveel beperkingen in het brengen en uitleggen van Gods Woord. We hadden niet de vrijmoedigheid om ‘ja’ te zeggen en dus ging dit ook van ons lijstje af.

Hoe konden we weten waar we heen moesten, wat we moesten gaan doen? Toen de verschillende mogelijkheden zich voordeden hebben we de Heere om wijsheid gebeden en hij gaf ons op een morgen een tekst die ons bijbleef. Op dat moment waren we aan het lezen in Jeremia en kwamen we bij Jeremia 1:7 waar staat:

‘De HERE echter zeide tot mij: Zeg niet, ik ben jong, want tot een ieder, tot wie Ik u zend, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebied, zult gij spreken.’

Dit werd onze leidraad en daarom konden we de twee genoemde mogelijkheden doorstrepen. Het was duidelijk dat we daar niet de vrijheid hadden om alles te kunnen zeggen wat God op ons hart zou leggen.

En toen, toen gebeurde er iets geks. In die tijd had ik een zwak voor geruite broeken en Fija die heel goed kon naaien maakte voor mij een aantal geruite broeken en zelfs een kostuum. Het kon niet anders dat ik wel eens op een foto kwam in zo ‘n voor Nederlandse begrippen vreemde broek. Een Amerikaan van Nederlandse afkomst, voorganger van een Evangelische gemeente, zag een foto van mij, hoorde dat ik in Zeist woonde en beschikbaar was voor geestelijk werk.

Hij belde mij op en om een lang verhaal kort te maken: Hij belde mij omdat hij aan mijn broek dacht te zien dat ik Amerikaan was…. Dat viel tegen, of misschien wel mee, wie zal het zeggen. De gemeente was al langer op zoek naar een tweede voorganger en hij stelde ons aan de gemeente voor. We hadden een plezierig maar wel indringend gesprek. Op een gegeven moment zei ik: ‘Voor mij is Bijbelstudie tekst met tekst vergelijken en zo legt de Bijbel zichzelf uit. Nu is mijn vraag of er in deze gemeente wat dat betreft “taboe-onderwerpen” zijn. Op hun vraag waarom ik dat vroeg citeerde ik de tekst uit Jeremia die de Heere op ons hart had gelegd. Daar kon men volledig mee instemmen en dus waren we het daarna vrij snel eens. Wij zouden op zoek gaan naar woonruimte in Geleen of omgeving en we zouden daar in de Evangelische gemeente gaan werken.

Verhuisperikelen

We plaatsten een advertentie voor woningruil van Zeist naar Geleen of omgeving. Binnen een week hadden we contact met een familie uit Stein die graag in Zeist wilden gaan wonen. Wij gingen hun huis bekijken en zij onze flat. We werden het eens en spraken de datum van verhuizen af, dat zou ergens begin december 1980 gebeuren. Wij waren naar Stein gereden om alles met de familie door te praten. We spraken af dat we de verhuiskosten zouden delen. Ik zou een vrachtwagen huren en onze spullen naar Stein rijden en daar in de schuur zetten. Dan zouden we hun spullen laden en ik hen naar Zeist brengen. In die tijd zou Fija met mensen uit de gemeente beginnen alles van uit de schuur in het huis te zetten. De heer des huizes in Stein (ik zal hem in het vervolg ‘Q’ noemen) was bang voor zijn dure Bang en Olofsen geluid en TV installatie en hij vroeg of ik dit alvast mee naar Zeist kon nemen, hij was bang dat er in de vrachtwagen iets aan zou komen. Natuurlijk wilden we dat wel en zo reden met die dure apparatuur op de achterbank naar Zeist en zetten we alles in een lege kamer want we hadden intussen al veel ingepakt en / of ingepakt gelaten nadat we terug waren gekomen van Aruba.

Een paar dagen later gingen we gedag zeggen zeggen bij onze broers en zussen. Toen we die avond laat thuis kwamen stond ‘Q’ bij onze flat te wachten met nog een andere man en een jongetje bij zich. De man die bij hem was bleek een enorme financiële vordering op hem te hebben die ‘Q’ niet kon betalen en zeker niet nu hij zoveel moest spenderen aan nieuwe gordijnen en vloerbedekking in de flat. Hij vroeg of hij de man de stereo en de TV mocht laten zien om te beoordelen of hij het als betaling van zijn schuld wilde aannemen. Dat vond ik goed, de man keek er naar en zei dat hij het als voldoende accepteerde. ‘Q’en het jongetje laadden het allemaal in de auto. Na nog een kop koffie en met een ‘tot morgen’ gingen ze naar de auto om weer terug naar Geleen te rijden. Wij zwaaiden hen uit op de galerij en ineens kwam het jongetje even teruglopen. Hij zei zachtjes: Ik denk dat de verhuizing morgen niet doorgaat; voor u gaat laden kunt u beter eerst even naar Stein bellen. Daarna rende hij meteen weg om de anderen weer in te halen. Ik vond dat heel vreemd maar de andere morgen belde ik voor alle zekerheid maar even voor we begonnen te laden.

Bijzondere telefoongesprekken

Die ochtend belde ik naar Stein. Ik moest dat bij de buren doen omdat onze telefoon in verband met de voorgenomen verhuizing al was afgesloten. Wat ik van ‘Q’ hoorde was grenzend aan het onwaarschijnlijke: Zijn vrouw had die nacht in overspannen toestand we woning verlaten en was naar België gevlucht omdat ze niet in Zeist wilde gaan wonen. Hij zou haar gaan zoeken in België en als hij haar gevonden had zou alles toch nog wel goed komen en kon de verhuizing toch nog doorgaan. Ze had nu eenmaal een zwak zenuwgestel en kon slecht tegen veranderingen. Hij zou nog contact opnemen als hij haar had gevonden.

Daar zaten we dan op de betonnen vloer van onze flat; alles ingepakt voor een verhuizing die in ieder geval nu niet doorging. Ik belde de woningvereniging in Stein die ons toestemming had gegeven de woningruil aan te gaan. Ik wist ook niet wat de volgende stap moest zijn of zou worden. Ik vertelde mijn probleem aan de mevrouw waar ik naar werd doorverbonden en vroeg of ze misschien een andere woning vrij hadden. Dat was niet het geval, maar ze zou even kijken wat ze voor ons kon doen en zou terugbellen zodra ze iets wist. Ze noteerde het telefoonnummer van de buren en hing toen op.

Een half uur later kwam de buurvrouw me roepen; er was telefoon voor me uit Stein. Tot mijn verwondering bleek het de Wethouder van volkshuisvesting te zijn. Hij vertelde me dat hij even een onderzoekje had gepleegd. De familie ‘Q’ was een blok aan hun been zei hij, en zij waren blij dat hij wegging uit Stein. Dat dit niet doorging was voor hen ook een tegenvaller. Hij had gevraagd of de politie even onopvallend poolshoogte kon nemen bij ‘Q’ om te zien of het inderdaad zo was als hij mij had gezegd dat alles ingepakt stond om te verhuizen. De politie was even wezen kijken en hadden geconstateerd dat de heer en mevrouw ’Q’ met een man en een buurjongen aan de koffie zaten en dat alle meubels op hun plek stonden. Aan de toestand van de inrichting van de woonkamer was het duidelijk dat ze niet van plan waren geweest om te gaan verhuizen.

Het speet de Wethouder oprecht dat ‘Q’ kennelijk van gedachten was veranderd en in Stein bleef wonen. En, nee, er was helaas niets vrij in Stein, wel verwees hij me door naar een makelaar in Geleen die nogal eens iets te huur had. Exit Stein.


Ik kon het niet laten om ‘Q’ toch nog even te bellen: “Al iets van je vrouw vernomen?”,vroeg ik hem.

“Ze hebben haar in Hasselt gesignaleerd en daar is de politie van België nu naar haar op zoek, maar ja, of ze daar blijft dat weet ik niet. Ze heeft onze auto mee dus ze kan zomaar overal heen gaan.”

“Volgens mij zit ze bij jou in de kamer aan de koffie met die meneer die je gisteren bij je had en die jongen”. Dat laatste was een gok maar dat was wel raak.

“En al je meubels staan nog op zijn plek en er is niks ingepakt, waarom zei je gisteren niet dat je helemaal niet van plan was om te verhuizen?”

Wat hij daarna allemaal zei zal ik niet herhalen, (dat hoort niet op een christelijke site) alleen dat hij me uit schold omdat ik blijkbaar degene was die de politie op zijn dak had gestuurd, Uitgerekend hem, de nette en gerespecteerde burger! ‘Ik moest me schamen’, dat was het laatste wat hij zei voor hij de verbinding verbrak.

Naar de makelaar

We besloten om alles ingepakt te laten en te zien hoe de Heer alles zou uitwerken. We wilden erop vertrouwen dat Hij aan het stuur zat en ons wel zou leiden. Het was tenslotte vrijdag en we besloten om het weekend bij Fija’s moeder door te brengen. De maandag erop gaven we de jongens een dag vrij van school want ze waren tenslotte al afgemeld…

Dinsdag waren ze weer terug in de klas en kregen we een telefoontje van een makelaar uit Geleen. Hij had een woning voor ons in Sittard. Het bleek dat iemand van de Evangelische Gemeente (E.G.) actie had ondernomen en de makelaar had gebeld die op zijn beurt weer contact met ons zocht.

We reden maar weer een keer naar Geleen en kwamen bij makelaar Offermans aan de Rijksweg. Voor we weggingen hadden we Wim van Reijn, de voorganger van de E.G. Gebeld. En hij was al bij de makelaar aanwezig. Met zijn vieren reden we naar Sittard en namen een kijkje in de woning aan de Gulicksestraat 14. De huur was redelijk en we konden het voor een jaar huren. We besloten meteen om het maar te doen. Op het kantoor werden de papieren in orde gemaakt en de makelaar vroeg, zoals hij het noemde, ‘een symbolisch bedrag’ voor de bemiddeling: twee keer de maandhuur en ook nog een maandhuur borgsom.

Poeh, dat was een boel geld waar we nou niet direct op hadden gerekend. Gelukkig bestonden er in die tijd nog Girobetaalkaarten en die waren gegarandeerd tot Fl. 200,00. Ik had net een nieuw pakje ontvangen via de post en daar zaten er twintig in en daar konden we het wel mee doen. Ik tekende er tien voor Fl. 200,00 en één voor Fl. 50,00. Buiten in de auto hebben we gebeden of de Heere ervoor wilde zorgen dat er op tijd genoeg op de rekening zou staan zodat we geen rood kleurtje zouden krijgen…

En zo gebeurde. De makelaar vergat kennelijk de kaarten meteen naar de bank te sturen.

Dat gaf ons wat meer tijd en zo was het tekort aangezuiverd door een paar giften nog voordat we rood konden staan.

Uiteindelijk hebben we anderhalf jaar in Sittard gewoond. Daarna verhuisden we naar de Bachstraat 10 in Geleen waar we bijna 14 jaar hebben gewoond.

De Heere voorziet

We woonden alweer een half jaar in Sittard toen ik het idee kreeg dat mijn beurs gemaakt was van uienleer. Elke keer als ik er in keek begonnen mijn ogen te tranen…. Kortom we kwamen bijna chronisch geld tekort.

Op een zaterdag zei ik tegen Fija dat als we maandag geen geld zouden krijgen op een of andere manier ik naar Randstad zou gaan om een parttime baantje te zoeken. Samen vroegen we de Heere in gebed om een oplossing voor dit nijpender wordende probleem.

Die maandagmorgen was ik op mijn kamer een Bijbelstudie aan het voorbereiden toen ik de klep van de brievenbus hoorde. Dat was erg vroeg want normaal kwam de post altijd na enen, ik rende de trap af naar beneden en ik zag op de mat bovenop alle andere post een luchtpostbrief uit Amerika. Die maakte ik het eerst open. Er in zat een cheque. Met het bedrag dat deze cheque waard was konden we weer een hele maand verder. In die tijd deed de post er een dag of acht over van de Verenigde Staten naar Nederland.

Dus: Een week voordat wij de Heere gevraagd hadden om een oplossing voor ons financieel probleem had Hij het al verhoord. Een week eerder had Hij een familie in Amerika al in het hart gegeven om ons dat bedrag te sturen. Het kwam precies op tijd! Gods planning is altijd perfect.

Zo zorgde de Heere op deze en op veel andere manieren voor ons onderhoud. Ja, het was wel eens krap maar nooit zijn we tekort gekomen.

* * * * *

Op een dag was Fija in de keukenkastjes aan het rommelen. Ze wilde ons eten gaan koken maar er was bijna niks meer in de kastjes. De portemonnee was al eerder leeg en we hadden gebeden om geld om eten te kopen maar er was niets gekomen.


Van de laatste restjes maakte Fija een maaltijd; nou ja, maaltijd…. Iedereen had een kliekje en als opvulling een wentelteefje. Voor het eten vroegen we de Heere een zegen over de maaltijd en ik bad ongeveer als volgt:

Heere we gaan nu lekker eten maar we hebben morgenochtend ook iets nodig om te eten. We vertrouwen erop dat U het ons op tijd geeft, Amen

Toen ik ‘Amen’ zei hoorden we gestommel in onze bijkeuken. Ik riep: ‘Kom maar verder’. Toen kwamen een broeder en zuster binnen met bananendozen vol levensmiddelen, brood en beleg. Ik zei: ‘Je bent precies op tijd, we zitten het laatste op te eten en alle kastjes zijn leeg dus je kunt het er meteen inzetten’.

De broeder en zuster waren met stomheid geslagen dat de Heere hen zo had willen gebruiken. Voor ons was het weer eens een bevestiging van God dat Hij voor ons zorgt en voor de broeder en zuster was het een enorme bemoediging. Zij waren die middag in de supermarkt en bedachten dat het misschien wel leuk was om iets voor ons te kopen. Dat werden een paar bananendozen vol en juist met dat wat we nodig hadden. Ze vonden het een geweldige ervaring dat zij op deze manier, op zo’n directe wijze de wil van de Heere hadden verstaan en zo door Hem waren gebruikt om ons verder te helpen.

* * * * *

Tijdens ons werk aan de Bijbelschool op Aruba kwamen we ook in contact met Radio Victoria. Dit was een Christelijke FM zender, die de hele dag uitzond beurtelings in de vier talen die op de Antillen worden gesproken: Spaans, Engels, Nederlands en natuurlijk Papiamento. Na verloop van tijd werd ik gevraagd of ik het nieuws van een uur wilde ‘doen’. Dat leek me wel leuk en ik kon het zo plooien dat ik van maandag tot vrijdag elke middag om half een in de studio was. Daar stonden telexen en faxen het nieuws uit te spuwen in het Engels (hoofdzakelijk), Spaans en Nederlands. Ik nam dan de telex en faxberichten mee naar de kantine en sorteerde uit wat ik wel en niet wilde gebruiken. Ik las het even door en dan was het tijd om naar de omroepcel te gaan. Daar spreidde ik de berichten uit en gaf ik aan de technicus het laatste artikel door en daarvan ook de laatste zin. Dan kon hij de eindtune vast laten opkomen als ik halverwege dat item was en als ik het laatste woord had uitgesproken knalde hij de tune er vol in.

Dat ging altijd wel redelijk goed.Ik had altijd de originele tekst voor me liggen en sprak in het Nederlands. Dus dat was vertalen a la carte. Een enkele keer haperde het soms iets omdat ik een woord niet meteen paraat had… Ik moest ook altijd de tijd in de gaten houden omdat ik met het juiste item moest eindigen anders raakte de technicus de draad kwijt. De vulkaan mount Helens was uitgebarsten in de Verenigde Staten en ik bleef iets te lang bij dit onderwerp en daardoor kwam ik niet toe aan het afgesproken item. Ik denk dat de luisteraars er niet veel van gemerkt hebben omdat de technicus zeer alert reageerde, maar er waren toch wel minstens drie seconden pure stilte voor de eindtune er nu in een keer in knalde zonder eerst met de laatste regels van de tekst mee te lopen.

Het contact met Radio Victoria bleef toen wij weer terug waren in Nederland want zij hadden mij gevraagd een Bijbelstudieprogramma op te nemen dat wekelijks zou worden uitgezonden. Dat heb ik jarenlang gedaan. Het programma heette ‘Kruispunt’. En ik behandelde allerlei onderwerpen uit de Bijbel. Nee, ik had niet zo’n mooie studio als op Aruba tot mijn beschikking. Mijn ‘omroepcel’ was in de kleerkast op onze slaapkamer. Ik had in de ingebouwde kast een lamp aangebracht en een microfoonstandaard. Als ik ging opnemen dan schoof ik de kleren die er in hingen naar links en rechts zette er een stoel in en zo had ik met de deur dicht een geweldige geluiddichte ruimte.

Fija deed de geluidstest. Ik praatte in de kast en in de kleine kamer die we als montagestudio hadden ingericht zat zij achter de knoppen tot het geluid goed (genoeg) was.

Dan werd de bandrecorder aangezet en van mijn geheugensteuntjes in de vorm van kleefblaadjes nam ik zo een aantal uitzendingen op. Meestal zó’n twintig. Daarna volgde het monteren. De begintune kwam erop en dan de aankondiging van het programma. Soms een mededeling die we eerder hadden opgenomen. Dan het de eigenlijke studie afgewisseld met een mooi stukje muziek of een lied, en aan het eind natuurlijk de afsluiting. Alle aankondigingen en mededelingen deed Fija en zo bleven we tot 1995 uitzendingen maken voor Radio Victoria.

Juist hierdoor kwam iemand ons op het spoor die een cassettebandje wilde laten maken met een evangelisatie boodschap speciaal voor chauffeurs. Hij had gehoord dat ik chauffeur geweest was, een radioprogramma maakte en dat ik dus ook de techniek in huis had. En daar kwam de vraag: ‘Wil jij een boodschap op band zetten voor chauffeurs om hen te bereiken met de boodschap van het evangelie?’

Natuurlijk wilde ik dat wel doen en na gebed en stevig nadenken kwam er een tekst die ik insprak en op een cassettebandje van tien minuten zette. Met halverwege omdraaien was er dan ruimte voor 20 minuten. Ik stuurde het op en ik werd een aantal dagen later opgebeld om me te bedanken. Hij vertelde me dat zij er nog wat muziek op gingen zetten en dan kopieën gingen maken om die te verspreiden.

Ik wees hem er op dat hij dan toestemming moest hebben van BUMA/STEMRA, maar dat vond hij niet nodig, hij wilde geen geld betalen voor de muziek. Waarop ik hem vertelde dat ik dan niet meedeed.

Daar stond dat bandje in mijn studiootje naar me te kijken en elke dag maar weer. Fija en ik hebben er verschillende keren voor gebeden en toen legde de Heere de gedachte in ons hart dat we deze bandjes zelf moesten gaan verspreiden. Dat hebben we gedaan via advertenties in bladen als bijvoorbeeld Visie en Opwekking, waarin we de cassettebandjes gratis aanboden voor hen die ze wilden gebruiken.

We zijn uitermate dankbaar als we achterom kijken en dan zien hoe de Heere dit allemaal heeft gezegend!

Het Chauffeurs Evangelisatieteam Holland ontstond in 1985 en nu dertig jaar later mogen we dit werk met heel veel anderen nog steeds doen. Alleen staan we voor wat betreft de praktische zaken een beetje aan de zijlijn en nemen jongere mensen steeds meer over en dat is goed. Alle eer is voor de Heere, ik mocht het startmotortje zijn en Hij draaide aan de sleutel en aan het stuur.  Daar kan ik alleen maar heel dankbaar voor zijn!

* * * * *

Het moet ergens in 1992 of  1993 zijn geweest. Het was voor ons een beetje een vervelende tijd. Ik moet hierbij denken aan de apostel Paulus als hij spreekt over het ‘binnensluipen van valse leraars met verderfelijke ketterijen’.

Dat was, zoals ik zei, een vervelende tijd. De ‘binnengeslopene’ verdraaide de waarheid en kreeg verschillende mensen achter zich aan. Dat veroorzaakte een tweespalt in de gemeenschap. Fija en ik werden vals beschuldigd en wisten niet wat we moesten doen. Uiteindelijk hebben we besloten om de gemeenschap te verlaten. Maar wat ik nu wil vertellen was voordat we dit besluit hadden genomen. We reden samen ergens bij Kassel in Duitsland en waren op weg Haus Waldfrieden in Bielstein waar broeder Bertus Veen een Christelijk pension had. In feite was het veel meer dan dat: er waren elke dag samenkomsten rondom de Bijbel, er was pastorale zorg voor de gasten en zo voort. Het was bijna als thuiskomen. Terwijl wij daarheen onderweg waren bespraken we met elkaar de situatie, maar we moesten concluderen dat we er niet uit kwamen. Plotseling zei Fija: ‘Heer U bent er toch nog wel?’ Dan moet je wel even weten dat het een druilerige dag was met een drenzende motregen. De hele lucht was grijs en grauw zover je kon kijken. Toen zei Fija: ‘Heer als u aan ons denkt laat u dan even de zon zien.’

Enkele minuten later boorde de zon zich door de wolken heen. De zon ging schijnen. Dat was een geweldige bemoediging voor ons! En dit des te meer omdat de cirkel van zonlicht om ons heen maar enkele tientallen meters was en enkele minuten later weer helemaal weg was.

Wij waren als de Kamerling van de koningin van Ethiopië uit Handelingen 8:39. Wij gingen, net als hij, onze weg verder met blijdschap!

Schilderij

Onze vader was een verdienstelijke amateurschilder. Als kinderen hebben we allemaal wel iets van hem in huis hangen. Voor de bakkerij aan de van der Merschlaan in Zeist heeft hij ergens in het begin van de zeventiger jaren een schilderij van ongeveer 1.2 m x 2.4 m  geschilderd. Het was een schilderij in de stijl van Anton Pieck met verschillende persoonlijke onderdelen. Zo stond de hele geschiedenis van Bakkerij Stam in kleine randschilderijtjes erop. Het begon met de oude houtoven in Goudriaan en het eindigde met het moderne bedrijf in Zeist.

Dat schilderij hing in weer en wind aan de gevel van de zaak in Zeist. Geen wonder dat de kleuren steeds fletser werden. De dikke vernislaag liet los en het vocht dat er achter kwam deed de rest. Op een dag ergens eind jaren 80 of begin 90er jaren, dat herinner ik me niet meer zo goed, moest er iets gaan gebeuren. Nu hadden Nita en ik via onze kleine christelijke boekwinkel kennis gemaakt met een kunstschilder die in Geleen woonde en ik vroeg hem of hij kon helpen met het opkalefateren van het schilderij van mijn vader. Dat wilde hij wel doen.

Op een dag reed ik naar Zeist met een karretje achter de auto en haalde het schilderij op. De kunstschilder kwam een paar dagen later langs en schrok er zo verschrikkelijk van dat we hem nooit meer hebben gezien. Als we bij hem langs kwamen en aanbelden deed hij gewoon niet meer open.

Ik had mijn broer Wim, die de zaak van onze vader had overgenomen, beloofd dat het allemaal goed zou komen, maar ja, de kunstschilder gooide roet in het eten.

Goede raad was duur. Ik besloot om het zelf maar te gaan doen. Elke week schilderde ik op donderdag de hele middag en avond zolang het licht genoeg was, maar de herfst kwam en de dagen werden korter. Op een gegeven moment moest ik om half vier al ophouden. Toen besloot ik om maar een hele week vrij te nemen en die hele week overdag te gaan schilderen, maar dat was nog niet genoeg! De volgende twee weken schilderde ik nog elke donderdagmiddag een paar uur en toen kon ik hem eindelijk terugbrengen naar Zeist waar hij nog jarenlang aan de gevel hing.