V ‘JHWH’
Hoe deze Naam moet worden uitgesproken weten we niet. Omdat deze Naam zo heilig is dat de Joden telkens wanneer in de tekst deze naam voorkomt zeggen: ‘hashem’ = ‘de naam’ of: 'Adonai'. Later heeft men de klinkers van Adonai tussen de Hebreeuwse medeklinkers ‘jod’, ‘hee’, ‘waw’, ‘hee’ geplaatst en zo de Naam Jehovah of Jahweh verkregen.
JHWH en de mens
In het eerste hoofdstuk van de Bijbel komen we de Naam Elohim tegen met betrekking tot de totale schepping. In hoofdstuk 2 van het boek Genesis is het alsof we door een 'vergrootglas' kijken. De schepping van de mens wordt in details verteld. We mogen God als het ware op de handen kijken als Hij de mens uit de aarde vormt. JHWH wordt in de Bijbel ook als 'Pottenbakker' voorgesteld.
Toen kwam het woord des HEREN (JHWH) tot mij: Zal Ik met u niet kunnen doen zoals deze pottenbakker o huis Israëls? Luidt het woord des HEREN (JHWH). Zie als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand huis Israëls. Jer. 18:5-6
In verband met de schepping van de mens, toont God Zich als JHWH. De mens is geen 'veredelde aap' maar werd geschapen met de bedoeling dat deze gemeenschap kon uitoefenen met de Schepper. God heeft, als JHWH, een bijzondere band met de mens. Als een Pottenbakker maakte Hij de mens uit klei. Hij blies de mens persoonlijk de levensadem in. Dát is het grote verschil met de dieren. Er is ook vanaf het begin een relatie van liefde tussen JHWH en de mens. De HERE zorgt door alles heen voor Zijn schepsel. Hij slaat de mens nauwkeurig gade en Hij kent hun moeiten en noden. Hij wil niets liever dan al hun lasten dragen. Om te beginnen voorziet de HERE in het gemis in Adams leven.
En de HERE God zeide: Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulp maken die bij hem past. Gen. 2:18
De HERE kende de nood van Adam, nog voordat deze zich ervan bewust was. Toch gaf Hij niet meteen de oplossing; Hij wilde dat Adam zich die nood bewust werd. En toen dat gebeurde bleek dat de HERE de oplossing allang klaar had. Dit is een van de vele rijke lessen uit de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Lang voordat wij ons bewust zijn van een probleem is het bij de HERE al bekend en heeft Hij Zijn maatregelen al getroffen.
De volgende teksten tonen ons de belangstelling van de HERE voor de mens:
Zie, des HEREN oog is op hen die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Psalm 33:18
En de HERE zeide: Ik heb terdege gezien de verdrukking van mijn volk. Ex. 3:7
In deze twee gedeelten zien we zijn interesse in de gelovige individueel en in het volk Israël in het bijzonder. Maar laten de ongelovigen zich niet vergissen. Zij kunnen niet ontsnappen aan zijn blik. Ook zij zijn het voorwerp van Gods aandacht.
Want voor de ogen des HEREN liggen ieders wegen open, Hij weegt al Zijn gangen. Spr. 5:21
De HERE ziet neder uit de hemel op de mensenkinderen om te zien of er één verstandig is, één die God zoekt. Psalm 14:2
Ja, de HERE slaat nauwlettend acht op de mensen en Hij weet wat in hun hart is:
Allen zijn zij afgeweken, tezamen ontaard; er is niemand die goed doet, zelfs niet één. Psalm 14:3
En tóch heeft God de mens lief. Niet uitsluitend omdat de mens is geschapen naar Gods beeld want dan vergeet men voor het gemak even de vreselijke zondeval waardoor de gemeenschap met God werd verbroken. Wanner de basis van Gods liefde voor ons zou liggen in het feit dat we door Hem zijn geschapen, dan behoefde de mens zich ook niet te bekeren. Dan zou het woord 'bekering' ook uit de Bijbel kunnen worden geschrapt.
Adam en Eva werden uit de hof van Eden verdreven nadat zij in zonde gevallen waren. Ze kregen twee zonen, Kaïn en Abel. Kaïn bracht de HERE een bloedloos offer en daarmee werd zijn innerlijk blootgelegd. Hij meende geen verzoening nodig te hebben en hij werd de vervolger en moordenaar van zijn broer die de HERE diende zoals hij dat van zijn ouders had geleerd. Abel offerde een plaatsvervangend dier en hij werd door zijn broer vermoord waarop Kaïn door de HERE werd verbannen. Zo raakten Adam en Eva hun beide zonen in één dag kwijt. Na deze gebeurtenissen krijgen Adam en Eva weer een zoon, ze noemen hem Seth. Die naam betekent: 'de in de plaats gestelde'. Hij is, door zijn naam, een heenwijzing naar de Grote Plaatsvervanger, de Heer Jezus. Maar natuurlijk is hij een zwakke afschaduwing van de Heer Jezus, want van deze Seth kunnen we lezen:
Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Seth. Gen. 5:3
Op wie leek hij, naar wiens beeld was deze Seth? Van de koninklijke Adam van vóór de zondeval, of van de gevallen Adam? Natuurlijk was Seth geboren naar het beeld van zijn gevallen vader Adam die onder de vloek van de zonde lag.
Wanneer Seth een zoon krijgt, noemt hij hem 'Enos' dat 'mensenkind' betekent. Hierbij gaan onze gedachten ook weer uit naar Adam. Adam betekent ook: 'mens', bij zijn schepping was hij de koninklijke mens. Hij was volmaakt, hij was door God geschapen naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. Maar Adam had door de zondeval het 'beeld van God' verloren. Hij was niet meer de koninklijke 'zoon van God' (Lukas 3:38) maar de gevallen mens, onderworpen aan de gevolgen van de zondeval. Wat we al zagen in de geboorte van Seth wordt hier in Enos nog eens extra bevestigd.
We kunnen hier ook het getuigenis van deze twee gelovige mannen zien: Zij gaven in de naamgeving van hun kinderen uitdrukking aan hun geloof. Ze erkenden hierin de verdorven situatie van het menselijk geslacht. Maar ook was het plaatsvervangend offer hen bekend. Het offer dat heenwees naar het Grote Offer dat eens gebracht zou worden door de Volmaakte Mens. De Heer Jezus kwam naar de aarde om voor dit 'schorremorrie' Zijn leven af te leggen. En Hij deed het met liefde! Waar mensen ook wonen, welke kleur ze ook mogen hebben, Hij kwam uit liefde tot de totaal verloren mens!
De betekenis van JHWH
Hoewel de Naam des ‘HERE’ reeds in het tweede hoofdstuk van de Bijbel voorkomt, was de betekenis van deze Naam, eeuwenlang onbekend. Pas aan Mozes werd de betekenis gegeven.
Voorts sprak God tot Mozes: Ik ben de HERE (JHWH) en Ik ben aan Abraham Izaäk en Jakob verschenen als God de Almachtige doch met Mijn Naam HERE (JHWH) ben Ik hun niet bekend geweest. Ex. 6:1-2
We ontdekten reeds de bijzondere relatie tussen JHWH en de schepping in het algemeen, en tussen JHWH en de mens in het bijzonder. Maar als we de betekenis van de Naam gaan zien, geeft dat ons een zo mogelijk nog grotere rijkdom aan geestelijke zegen.
En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot u gezonden. Ex. 3:14
Ik heb deze tekst uit de Statenvertaling overgenomen omdat die nog beter het karakter van deze Godsnaam laat zien. De NBG Vertaling heeft: ‘Ik ben die Ik ben’. Maar ‘Ik zal zijn, die Ik zijn zal’, gaat veel verder; Hij zal altijd zijn die Hij zijn zal. God past Zich aan, aan onze levensituatie. Dat wil zeggen: Hij zorgt ervoor om in ál onze levenssituaties te zijn, en te geven wat we nodig hebben. De nood kan nooit zo hoog zijn dat Hij er geen raad meer mee weet.
Voor Mozes had het nogal wat voeten in de aarde voor hij op de plaats kwam waar God Hem wilde hebben. Hij was een groot man aan het Egyptische hof en had veel invloed. Als 'zoon' van de dochter van de farao was hij wellicht bestemd geweest om eenmaal zelf farao te worden. Hij dacht dat de HERE hem nodig had om zijn volk te verdedigen tegen de onderdrukkende Egyptenaren. Maar dat was een misvatting. Net zoals later de Heer Jezus, werd hij niet door zijn volksgenoten erkend. Ja, hij moest hij zelfs vluchten uit het land Egypte. En daar, in de woestijn wordt de prins van Egypte een eenvoudige herder. Achter de schapen wordt hij nederig en zwak. Nu pas kan de HERE hem gebruiken.
Maar Mozes zeide tot God: Wie ben ik dat ik naar Egypte zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? Toen zeide Hij: Ik ben immers met u... Ex. 3:11-12
Als de HERE zegt: ‘Ik ben immers met u’, is dat niet een uitspraak met betrekking tot de opdracht die God hem gaf om naar farao te gaan. Het was een belofte voor altijd. De HERE was altijd met Mozes geweest vanaf zijn geboorte, gedurende de veertig jaar aan het hof in Egypte, gedurende de veertig jaar als schaapherder en Hij zou met hem zijn in de rest van zijn leven. ‘Ik ben’ geldt voor het hele leven. Voor alle omstandigheden waarin Mozes ooit nog zou komen te verkeren. Datzelfde mogen wij ook in het geloof aanvaarden. De ‘Ik zal zijn’, (‘de Eeuwige’) maakt alle verschil uit. Hij overziet de eeuwen. Voor Hem is er geen tijdsbelemmering. Voor Hem is er een altijddurend 'NU' dat alle eeuwen en eeuwigheden omvat. Deze Eeuwige heeft ondanks de zondeval en al haar vreselijke gevolgen toch een nauwe relatie met de mens in het algemeen door de schepping, en in het bijzonder met de gelovigen door bekering en wedergeboorte. Dat de HERE de tijden overziet alsof ze op dat moment gebeuren wordt duidelijk als we de voorzeggingen hierover op een rij zetten. Ik laat wat gedeelten weg zodat de gebeurtenissen wat overzichtelijker zijn:
Ga heen, vergader de oudsten van Israël, en zeg tot hen: de HERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, Izaäk en Jakob is mij verschenen en heeft gezegd: Ik heb u terdege acht geslagen op u en wat u in Egypte wordt aangedaan. Ik heb gezegd dat ik u uit de ellende van Egypte voeren zal... en zij zullen naar uw stem horen... en gij zult met de oudsten van Israël, naar de koning van Egypte gaan en tot hem zeggen: ... wij wilden wel drie dagreizen de woestijn intrekken om de HERE onze God een offer te brengen. Ik weet echter dat de koning van Egypte u niet zal toestaan u te laten gaan, zelfs niet door een sterke hand. Maar Ik zal mijn hand uitstrekken en de Egyptenaren slaan... daarna zal hij u laten gaan. En Ik zal bewerken, dat de Egyptenaren dit volk gunstig gezind zijn, zodat gij, wanneer gij wegtrekt, niet ledig wegtrekt. Ex. 3:16-21
Alles alles is precies gegaan zoals de HERE aan Mozes had verteld. Eerst werd de uittocht geweigerd, maar de HERE dwong de Farao door de plagen die Hij over het gehele land Egypte bracht terwijl Goshen, waar de Israëlieten woonden vrij bleef van de plagen. Uiteindelijk werden ze zelfs overladen met allerlei rijke geschenken die de Egyptenaren hen meegaven.
JHWH - Jezus
Ik ben de alfa en de omega, het Begin en het Einde, zegt de Heer, die is, die was en die komen zal, de Almachtige. Openb. 1:8
Alle Namen van God wijzen heen naar de Heer Jezus, en vinden hun vervulling in Hem. Van al deze Namen komt HERE (in de vorm ‘Ik ben) het meest letterlijk voor in het Nieuwe Testament. De Heer Jezus noemt Zichzelf herhaalde malen: ‘Ik ben'.
De geestelijke leiders van die dagen, die Hem niet wilden erkennen, hebben dat bijzonder goed begrepen: Zij namen stenen op om Hem te stenigen omdat Hij zich gelijk stelde met God. Van het eerste boek Genesis, loopt er een regelrechte lijn naar het Evangelie van Johannes. In de eerste hoofdstukken van beide boeken wordt gesproken over de schepping. Het is opmerkelijk dat het Johannesevangelie in het Hebreeuwse Nieuwe Testament met hetzelfde woord begint als Genesis: beëreshiet = ‘in den beginne’. In Genesis staat er: ‘beëreshiet barah Elohim…’. In het begin schiep God… En hoe schiep God? Hij sprak en het was er. God schiep alles uit het niet, het was Zijn Woord dat alles voortbracht. God schiep door te spreken. En dan verklaart het Johannesevangelie: ‘beëreshiet hajah hadabar…’ ‘In het begin was het woord…..
Dit is geloofstaal en we moeten er dan ook niet gek van opkijken dat veel mensen de evolutietheorie aanhangen. Want alleen door het geloof verstaan we dat God alles uit niets tevoorschijn heeft geroepen.
Door het geloof begrijpen wij dat de werelden door het Woord Gods bereid zijn, zodat wat men ziet, niet ontstaan is uit wat zichtbaar is. Hebr. 11:3
Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is geen ding geworden dat geworden is. In Hem was leven en het leven was het licht van de mensen... En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als de eniggeborene van een vader, vol van genade en waarheid. Joh. 1:1-4,14
De Heer Jezus was het Woord van God dat de hele schepping uit het niets tevoorschijn bracht. Het Woord van God bleek in de Schepping 'levendmakend' te zijn. Zo is Hij het ook in Zijn menswording; door Zijn dood bracht Hij het leven voor allen die in Hem geloven.
Slachtoffer en offerande hebt U niet gewild, maar U hebt mij een lichaam toebereid. Hebr. 10:5
Wanneer de Heer Jezus naar de aarde komt, wordt Hem een lichaam toebereid. Dat is iets anders dan wanneer een mens wordt geboren. Voor de ontvangenis in de moederschoot bestaat er helemaal niets van de mens die geboren zal gaan worden. Maar de Heer Jezus was van eeuwigheid af God en bestond altijd al. Hij bestond vóór Hij werd geboren. Hij had een lichaam nodig, onder andere om ons de Vader te tonen en om als het lam van God te kunnen sterven voor de verzoening van onze zonden.
...dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. 1 Joh. 4:2)
De woorden: 'in het vlees gekomen' hebben een diepe betekenis want voor de mens geldt iets anders:
Want Gij hebt mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U omdat ik gans wonderlijk ben toebereid (…) mijn gebeente was voor u niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt werd (...) Uw ogen zagen mijn vormeloos begin. Psalm 139:13-16
Uw en mijn leven is begonnen in de moederschoot, maar Hij, de Heer Jezus is zonder begin en zonder einde.
Jezus dan sprak opnieuw tot hen zeggende: Ik ben het licht van de wereld... voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Voor Abraham werd, ben Ik. Joh. 8:12-58
Hij is de Eeuwige, ‘de Ik ben’. Hoe meer we de Bijbel lezen hoe meer we leren zien dat JHWH en de Heer Jezus volkomen identiek zijn. De ‘Ik zal zijn die Ik zijn zal’, de ‘Ik ben’ en de ‘alfa en omega’ zijn verenigd in een en dezelfde Persoon.
Voor degenen die Hem niet wilden aanvaarden was deze uitspraak een Godslastering en zij reageerden door Hem te willen stenigen.
Zij namen dan stenen op om ze op Hem te werpen. Joh. 8:59
Telkens als de Heer Jezus zich voorstelt als 'Ik ben' is het gevolg dat men Hem wil stenigen vanwege een Godslastering. Lees bijvoorbeeld Johannes 10.
De Joden dan namen stenen op om Hem te stenigen...
Zij zochten dan wederom om Hem te grijpen... Joh. 10:31-39
De onveranderlijke, de Eeuwige, de HERE, de Ik ben’, is voor de gelovige voldoende in leven en sterven. Deze God, die zo dicht bij ons kwam is het waard om gediend te worden. De Schepper van de mens, heeft die mens niet losgelaten! Hij zocht Zelf de gevallen mens op en nam Zelf de straf op de zonde op Zich. Hij was zondeloos, maar werd tot zonde gemaakt opdat wij rechtvaardig gemaakt zouden worden.
Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Joh. 14:9
Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. 1 Petr. 3:18